God is kennis  

HET GOEDE NIEUWS ZENDING
Bron: De brieven van Paulus aan de Galaten ISBN 90 266 0768 7.

Bijbelstudie van Galaten

Galaten 11  Galaten 22  Galaten 33  Galaten 44  Galaten 55  Galaten 66

Galaten

Galaten

De Galaten waren een Keltisch volk dat zich in de 3e eeuw v.C. vestigde in de streek rond de stad Ancyra, het huidige Ankara, de hoofdstad van Turkije. Nadat de Romeinen Klein-Azië hadden veroverd, stelden zij er in 25 v.C. de provincie Galatia (Antioch, Iconium, Lystra y Derbe) in, die aanzienlijk groter was dan alleen de streek Galatië. Deze brief van de apostel Paulus is gericht aan de christelijke gemeenschap in de streek van Galatië. De brief kan gedateerd worden op circa 47 n.C., toen Paulus in Antiochië verbleef.
Judaïsten waren Joodse christenen die onder andere geloofden dat een aantal ceremoniële praktijken van de OT nog steeds bindend waren voor de NT-kerk. Na de succesvolle campagne van Paulus in Galatië drongen zij erop aan dat heidenen die zich bekeerden tot het christendom zich houden aan bepaalde OT-riten, in het bijzonder besnijdenis. Ze werden gemotiveerd door een verlangen om de vervolging van ijverige joden te vermijden die bezwaar maakten tegen hun verbroedering met heidenen (zie 6:12). De Judaïsten beweerden dat Paulus geen authentieke apostel was en dat hij uit een verlangen om de boodschap aantrekkelijker te maken voor heidenen bepaalde wettelijke vereisten uit het evangelie had verwijderd.

Galaten 1 - Eén evangelie en hoe Paulus apostel werd

Vers 1 Paulus begint deze brief met een koele groet en niet zoals in de andere brieven met een groet aan de heiligen in Jezus Christus. Waarom? De Galaten waren voor het merendeel heidenen die het Joodse geloof volgden en die tot geloof in Jezus Christus waren gekomen, maar nu terugkeerden naar de onderhouding van de Joodse wetten, en daarmee hun geloof verachten. Zij erkenden niet langer Paulus met zijn één evangelie en zagen hem als een apostel aangesteld door de overige 11 apostelen te Jeruzalem. Een geleerde ex-Farizeeër. Paulus opent zijn brief met HET FEIT dat hij niet door mensen (de 11 apostelen) is aangesteld maar door Jezus Christus en door God de Vader. God de Vader heeft de eerste plaats en Hij heeft Jezus Christus uit de dood opgewekt. Dat is geen mensenwerk, maar het werk van God. Die God heeft Paulus tot apostel aangesteld.

Verzen 2-3 Een genade groet van Paulus en de broeders te Antiochië, en mag de vrede van God de Vader tot jullie keren.

Vers 4 Niet door de wet, maar doordat Jezus gestorven is voor de zonden van de mens aan het Kruis te Golgotha is er vrede met God de Vader mogelijk. Dat is het enige en ware evangelie. Jezus heeft de christen uit de boze wereld van satan en demonen getrokken. Jezus is naar de Wil van God en Vader gestorven voor de zonden. Door het geloof in dit feit en Zijn opwekking uit de doden door God is er eeuwig leven in de Hemel mogelijk.

Verzen 6-7 De judaïstische-christelijke dwaling kreeg snel (schielijk) toegang tot de Galaten. Nauwelijks had Paulus deze gemeente verlaten of zij wenden hun gehoor tot een ander evangelie. Een evangelie dat NIET van God en Christus is. Paulus herinnert de Galaten er aan, dat het evangelie door hem gebracht, het evangelie is dat door God gegeven is (vers12) en niet door mensen gegeven is. Paulus verwijt hen dat zij in snelle vlucht de genade van Jezus Christus loslaten en door de wet gerechtigheid verwachten (Gal. 5:4) en daarmee buiten de genade komt te staan. Hierdoor hebben zij zich niet afgescheiden van de leer van Paulus, maar hebben zij zich van God Zelf afgescheiden!

Vers 8 Als Paulus zichzelf zou gaan tegenspreken en een ander evangelie zou brengen dan die hij van Christus Jezus zelf had ontvangen, dan is hij vervloekt. Ja, als een engel een ander evangelie zou brengen, denk aan de Mormonen en de engel die aan Mohammed een ander "evangelie" verkondigde, die is vervloekt. Let op de woorden een engel uit de hemel, dat betekent een engel van God, een zwaar begrip. Paulus spreekt niet over een gevallen engel, maar een engel uit de hemel. Hoewel de Bijbel leert niet te vloeken, schrijft Paulus hier duidelijk DIE ZIJ VERVLOEKT. Luther vloekte. Men kan denken aan Asmussen toen hij fel streed tegen het socialisme en communisme: Een kerk, die niet kan vloeken, kan ook niet zegenen. Zij wordt tot een onnozele kerk, die de frontale aanval op satan mist en de kracht van God mist. Ook de Galaten wagen zich niet op een frontale aanval op Paulus, zij beweerden slechts dat hij een tweedehands kennis en gezag had.

Vers 9 Reeds toen Paulus in Galaten was, had hij reeds duidelijk gezegd dat als iemand een ander evangelie verkondigd, die persoon is vervloekt. Laat dit een ernstige waarschuwing zijn voor allen die een ander evangelie volgen dan die in de Bijbel wordt verkondigd. Denk aan Mormonen, de Islam, Adventisten, Jehova getuigen, elke ontkrachting van de Bijbel met de woorden zo staat het niet in de grondtekst. Een ander evangelie is ook de gebeden tot de heilig verklaarde personen door de Paus in het Rooms Katholieke geloof. De Bijbel zegt duidelijk dat er slechts één Middelaar is tussen God en de mens: Jezus en dus geen heiligen. Exodus 20:4-5 is duidelijk

Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God

Dus overduidelijk geen kussen noch aanbidding van beelden van heiligen, noch bemiddeling vragen. Besef hoe duidelijk Paulus is met DIE ZIJ VERVLOEKT.

Judas 1:9 Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u!

De aartsengel Michaël durfde niet te vloeken, maar hij zei: De Here straffe u. Hier is Paulus zeer duidelijk in zijn woorden over een ieder die een ander evangelie brengt die niet in overeenstemming is met onze huidige Bijbel.

Vers 10 Paulus laat duidelijk blijken dat hij niet erop uit is om mensen te behagen en zielen te winnen door een aangenaam evangelie te verkondigen die mensen behagen. Hoe zien wij dit terug in onze dagen. Geef je tienden, geef grote giften want dan zal God je rijkdom verschaffen. Geen tuchtiging bij samenwonen en seks voor het huwelijk. De grondtekst van de Bijbel zegt niets over seks met hetzelfde geslacht, men vergeet de duidelijke taal van Romeinen 1, de straf van Sodom en Gomorra. Kerken trachten zielen te winnen om zoveel mogelijk betaalden kerkleden te hebben en verkondigen niets over het leven onder leiding van de Heilige Geest, een niet leven in de wereld. Geen prediking van bekering en loslaten van het wereldse leven, berouw van zonden. Kerken staan het wereldse leven toe en preken een ander evangelie van menselijk genoegens. Er is geen tuchtiging meer.
Paulus is echter een dienstknecht van Christus, die het enige ware evangelie verkondigd zoals hij het ontvangen heeft van Christus Jezus. Hij is er niet op uit om mensen te behagen, heeft er geen moeite mee als mensen hem aanvallen en aanstoot nemen aan hem als zijn evangelie hen niet bevallen. De apostel zal niet ontkend hebben dat hij in de dagen van Farizeeër zijn, de gunst van God zocht. Als hij echter dit nu nog zou doen, dan zou hij geen dienstknecht van God zijn.

Verzen 11-12 Wat Paulus verkondigd is niet een evangelie aan hem verteld door de apostel Petrus en aangevuld door zijn eigen bedenksels. Wat hij verkondig is het evangelie (en de leer die hij verkondigd in zijn brieven) die hij direct heeft ontvangen van Christus Jezus. Het is Jezus Christus Zelf die hem heeft onderwezen. Zijn evangelie kan hij niet ondervangen hebben van Petrus, want nadat hij Christus Jezus had gezien op de weg naar Damascus (Handelingen 9) was hij niet naar Jeruzalem gereisd, waar Petrus verbleef maar naar Arabië vertrokken (vers 17). Pas drie jaar later was zijn eerste contact met Kefas (=Petrus) en Jakobus (vers 18), dus kon hij onmogelijk het evangelie welke hij verkondigde, ontvangen hebben van Petrus (mensen). Dit betekent dat volgens vers 18, Paulus drie jaar lang persoonlijk door Jezus Christus onderwezen is in het evangelie en de voorschriften zoals Paulus die schrijft in zijn brieven. Drie jaar lang waren de andere 11 apostelen tijdens het leven van Jezus door Jezus persoonlijk onderwezen. Zo ook deze twaalfde apostel Paulus (vervanger van de verrader apostel Judas) die drie jaar persoonlijk, in levenden lijfe, onderwezen door Christus Jezus. De 11 apostelen hadden Jezus in leven gezien, zo ook Paulus die Jezus in leven zag na Zijn opstanding uit de doden. Daarom kan niemand zijn apostolaat betwisten. Het was Christus Jezus zelf die hem aangesteld had en onderwezen had.

Vers 13 Paulus was degene die de eerste christenen heftig had vervolgd en vermoord, met als doel iedere christen uit te roeien. Niet alleen te Jeruzalem, maar in geheel Judea en de buitenlandse gebieden (Hand. 26:11). Nu neemt hij volledig afstand van het jodendom en de Joodse leer dat door het onderhouden van de wet (de eerste vijf Bijbelboeken, de Tora), men in de Hemel komt en vergeving van zonde ontvangt. Het jodendom is voorbij.

Vers 14 Paulus was een zeer geleerd Farizeeër, opgevoed in het Joodse geloof vanaf geboorte. Daarna aan de voeten van Gamaliël (Hand. 22:3) een wetgeleerde in de Raad, in ere bij het gehele Joodse volk (Hand. 5:34). Paulus had met nauwgezette inachtneming van de wet geleefd, was een ijveraar voor God. Het was de kracht van zijn vervolgingswoede: een hartstochtelijke ijver van de door de voorvaderlijke overleveringen: de levensbeschouwingen volgens de geschreven en ongeschreven wetten van de rabbijnse tradities. Het was zijn hoogste religieuze en morele onberispelijkheid in dit joodse leven. Dit ALLES is hem echter tot grote en ernstige zonde geworden. Daarom Galaten keer niet terug tot dit joodse leven, maar blijf bij de genade van Christus Jezus. Wet en evangelie sluiten elkaar uit. Het is als water en vuur. De Wet brengt geen eeuwig leven in de Hemel. Het onderhouden van de wet door de kracht van de Heilige Geest is een behagen van God, wanneer dit niet op eigen kracht geschied en de genade wordt veracht.

Verzen 15-17 Het was God de Vader die Paulus voorbestemd had om het evangelie te verkondigen onder de heidenen. De andere 11 apostelen waren geroepen tot verkondiging onder hun eigen Joodse volk. De apostel Paulus was door God apart gezet tot verkondiging onder de heidenen. Zijn vervolgingen en moorden van de eerste christenen hadden een zwaar litteken veroorzaakt waardoor hij al zijn lijden moest verdragen en hij met grote ijver het evangelie zou verkondigen. Hij is na zijn roeping op de weg naar Damascus niet te raden gegaan bij de apostelen in Jeruzalem voor bevestiging van zijn roeping. Daarentegen is hij naar Arabië vertrokken.

Verzen 18-19 Kefas (Grieks kèphas) is de naam die de Heer Jezus aan zijn leerling Simon, de latere apostel Petrus, gaf (Joh. 1:42). De eigennaam is van Aramese oorsprong; Aramees kepa = rotsblok, steen, in het Grieks petros = rotsblok.
Wat de reden van Paulus was om na drie jaar naar Jeruzalem te reizen en Kefas te bezoeken, vermeld de Bijbel niet. Was het de Here Jezus Christus die de opleiding van Paulus had beëindigd en de instructie gaf om Petrus (jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen (Matteüs 16:18)) te bezoeken? Moest hij vertellen aan Petrus dat hij door Jezus als apostel aangesteld en zich moest voorstellen? Was het Paulus die Jakobus, de broer in het vlees van Jezus, wilde bezoeken, om te weten hoe het leven met zijn broer Jezus was geweest?

Verzen 20-24 Na zijn kennismaking met Petrus en Jakobus is Paulus het evangelie gaan verkondigen in de streken van Syrië en Cilicië (Tarsus geboorteplaats van Paulus). De gemeente in Judea hadden hem niet in persoon gezien, maar hoorden over hem hoe ijverig hij het evangelie, het geloof in Jezus Christus, de vergeving van zonden door het bloed van Jezus en eeuwig leven in de Hemel verkondigde. Daarom verheerlijkte zij God, omdat deze zware zondaar die de christelijke gemeente had trachten uit te roeien, nu door God bekeerd was en met grote ijver het christelijke geloof in alle waarheid, zonder dwaallering en eigen bedenksels, verkondigde.

Terug naar topTerug naar boven

Galaten 2 - Paulus door de apostelen erkend

Verzen 1-2 Na verloop van veertien jaar ging Paulus opnieuw naar Jeruzalem. De commentaren zijn het oneens of men dit moet tellen vanaf de bekering van Paulus of na zijn bezoek aan Jeruzalem. Het is onbelangrijk, voor mij gerekend vanaf zijn bezoek omdat er staat na verloop van veertien jaar ging ik WEDER NAAR Jeruzalem.
Het is niet het eigen initiatief van Paulus dat hij naar Jeruzalem gaat, het is de opdracht van de Heilige Geest, die middels een openbaring heeft gesproken.
Bij hen die in aanzien waren kunnen wij denken aan de 11 apostelen, die het evangelie verkondigde onder de Joden. Het is aan deze beperkte groep van aanzien, en niet aan de gehele gemeente te Jeruzalem, dat Paulus het evangelie zoals hij dat verkondigd en uitleg aan de heidenen, vertelt. Hij brengt verslag uit aan de moederkerk en originele apostelen dat zijn verkondiging niet vruchteloos was gebleven, maar zeer vele heidenen tot geloof waren gekomen EN navolgers van Jezus Christus waren geworden. Niet slechts een berouw van zonde en aanname van Jezus. NEEN, navolgers van Jezus, een loslaten van het wereldse leven en overgegaan tot een leven onder leiding van de Heilige Geest. Een ware bekering tot het geestelijke leven.

Verzen 3-5 In deze begin fase van de christelijke gemeente heeft men met allerlei problemen te maken, die opgelost moesten worden. Timoteüs een half-jood, half-griek opgevoed in het Joodse geloof, had Paulus toegestaan zich te laten besnijden vanwege de zwakke broeders en zijn half-joods zijn. Titus was een geboren griek, een volkomen heiden, zonder Joodse opleiding sinds geboorte, daar verzette Paulus zich tegen dat hij besnijden moest worden. Waarom? De besnijdenis was een verbond tussen God en Abraham, een Joods verbond gerelateerd aan de wet van Mozes. De binnengeslopen broeders, mogelijk Farizeeërs die tot geloof waren gekomen, stonden erop dat de heidenen zich moesten laten besnijden. Een pijnlijke en niet ongevaarlijke handeling (Genesis 34:25), als dit niet op de achtste dag na geboorte geschiedt. Jezus had de wet van Mozes volbracht, daarom verzette Paulus zich hevig tot een terugkeer "onder de wet" te leven in plaats van een "vrijheid onder de wet". De gemeente was begonnen in de Geest te leven en dreigde te leven in het vlees, "onder de wet". Dit is voor Paulus echter geen reden om een breuk te forceren tussen hem en aanzienlijken. In de Here Jezus Christus is ÉÉNHEID. Het belang van de jonge christelijke gemeente om regels vast te leggen. Er is wel spanning tussen hem en de kern te Jeruzalem, maar geen kloof, zij hebben hem begrepen en hem niets opgelegd, hierdoor ontstaat gemeenschap. Zij begrepen de twee zendingsterreinen: de wereld der Joden en de wereld van de onbesneden volkeren. Hierin bestond variëteit.
Wij hebben hier te maken met een kern begrip "onder de wet". Geen besnijdenis omdat dit een puur Joods verbond was tussen God en Abraham vóór de wet van Mozes. Een besnijdenis welke gold voor de zonen van Abraham, Ismaël (besnijdenis onder de Islamieten) en Isaak (de Israëlieten). Een belofte van God dat de Israëlieten talrijk zouden worden als de sterren aan de hemel en zouden wonen, het OUDE Verbond, Genesis 15:18-21 en woont op de aarde

Te dien dage sloot de Here een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat: de Keniet, de Kenizziet, de Kadmoniet, de Hethiet, de Perizziet, de Refaïeten, de Amoriet, de Kanaäniet, de Girgasiet en de Jebusiet.

De gemeente is op basis van het NIEUWE Verbond, een koninklijk priesterschap, die woont in de Hemel middels het geloof van de vergeving der zonde door het OFFER GEBRACHT DOOR JEZUS CHRISTUS. Jezus verliet de Hemel en kwam naar de aarde om de WET (van Mozes, de Tora) te VOLBRENGEN. Daarmee is de gelovige in Jezus NIET ontslagen om zich aan de wet te houden. Echter NIET door menselijke kracht, een wet die vrijmaakt van zonden en leidt tot eeuwig leven, maar een wet ingesteld door God en door God aan Mozes gegeven om God te BEHAGEN (afgezien van het feit dat het in het belang van de mens zelf is om naar de 10 Geboden te leven). De gelovige is de Heilige Geest gegeven om de wet te volbrengen. De wet die de offerdienst in de tabernakel en tempel voorschrijft als TIJDELIJKE verzoening van zonden. Met Jezus is het eenmalige en volmaakte offer gebracht aan het kruis van Golgotha. Maar alles aangaande de heiliging van de priesters geldt voor elke individuele gelovige, hij of zij is immers een priester van God. De priester mocht alleen met een maagd (een vrouw die geen seksuele gemeenschap had gehad) trouwen. Daarom mag een gelovige alleen trouwen met een maagd. En moeten man en vrouw zich onthouden van seksuele gemeenschap voor het huwelijk. De priester moest voor hij de tabernakel of tempel in ging eerst zijn zonde beleden en een offer brengen. De gelovige moet eerst zijn of haar zonden beleden voordat hij of zij tot God kan naderen (in de kerk, gebed, Bijbellezen, etc.). De priester mocht niet in zijn dagelijkse kleding zijn ambt verrichten, in witte door God voorgeschreven kleding mocht hij alleen de tabernakel/tempel binnengaan. Hoe gaat de gelovige de kerk binnen? In waardige kleding of in gescheurde jeans, halfnaakt?
De wet van Mozes geldt ook voor de gelovige, geen tatoeage, geen eten of drinken van bloed, onderhouden van de 10 Geboden, op een paar bij namen te noemen. De gelovige MOET kennis hebben van het Oude Testament. In de dagen van de apostelen kenden men slechts het Oude Testament. Veronachtzaming van studie van het Oude Testament is een slechte kennis hebben van de Bijbel en een makkelijke prooi zijn voor satan. De gelovige is NIET ONTSLAGEN aan het onderhouden van de wet en de profeten. Het leven in de Geest is een leven tot welbehagen van God, de Vader.
De waarheid van het evangelie staat boven alles, er mag geen gedwee uit de weg gaan zijn voor personen met een Joods verleden en die de besnijdenis wensen op te leggen.

Verzen 6-9 Paulus heeft zijn evangelie direct van Jezus ontvangen en gaat conflicten niet uit de weg. Hij acht zichzelf niet meer of minder dan de apostelen Jakobus, Kefas (Petrus) en Johannes. Het zijn dezelfde drie apostelen bij de verheerlijking op de berg (Mat. 17:1-12). De kern van Jeruzalem zij leggen Paulus niets in de weg, zij erkennen dat aan Paulus de prediking van het evangelie onder de onbesnedenen is toevertrouwd. Het is Jezus die de kracht aan Petrus geeft en Kefas tot rots heeft verklaard om de besnedenen het evangelie te verkondigen. Deze drie, die als steunpilaren golden, gaven de broederhand aan Paulus en Barnabas, en de opdracht an hen om het evangelie te verkondigen onder de heidenen (daarmee niet uitsluiten de Joden). Met 1 voorwaarde in vers 10.

Vers 10 De voorwaarde is dat de heidenen de armen onder de Joden blijven ondersteunen. Een voorwaarde waarin Paulus zich beijverd heeft. Waarom deze voorwaarde? Er mag geen onderscheid zijn tussen Jood en Griek. Beiden hebben dezelfde wortel, namelijk de Jood Jezus Christus. Er is slechts 1 gemeente van Jezus Christus. Niet een gemeente van Jezus Christus van besneden Joden en een andere gemeente van Jezus Christus voor onbesneden heidenen. Het is 1 gemeente waarin de onderlinge zorg is voor elkaar. De opdracht van Jezus in Mat. 28:19-20 is "maakt al de volken tot mijn discipelen en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb". Hoe falen voorgangers en kerken niet in deze opdracht: het maken van discipelen en het leren onderhouden van AL wat Jezus bevolen heeft. Het materieel onderhouden financieel van de zendingen, armen. Het geestelijk onderhouden van de wet en leven in de Geest.

Verzen 11-14 Antiochië was de derde stad in het rijk, na Jeruzalem voor de oudste christenheid de belangrijkste stad, dochter, die op haar beurt zelf een moeder van vele christelijke gemeente werd. Is Jeruzalem de zuil van Petrus, zo zou men Antiochië de zuil kunnen noemen van Paulus, de stad waaruit hij zijn zendingsreizen vertrok. Ook Kefas heeft in Antiochië gewerkt. De twee zendingsterreinen vallen samen. Petrus had de Goddelijke openbaring in Handelingen 10 ontvangen dat hij met heidenen aan dezelfde tafel mocht eten en daarmee de joodse spijswetten te overtreden. De Judaïsten streden taai om iedere stelling. Mensen uit de kring van Jakobus (te Jeruzalem) waren in Antiochië gekomen en toen begon de huichelarij van Petrus, hij onttrok zich aan het eten aan dezelfde tafel met heidenen. Mogelijk onder druk van deze kring van Jakobus en zelfs Barnabas viel. Paulus distantieert zich volkomen van hun houding en OPENLIJK verzet Paulus zich tegen Kefas, de rots waarop Jezus gezegd had de christelijke gemeente te zullen bouwen. Een menselijk houding van Kefas: de vrees voor (Joden) mensen en huichelarij. De verantwoordelijkheid van Kefas (Petrus) was zeer groot (zie Mat. 16:13-23 belijdenis, toevertrouwen van de gemeente en ga weg achter mij satan), hij was de zuil-apostel, op wie aller ogen gericht waren, hij was het voorbeeld. De ogen van Joden en heidenen waren gericht op zijn handelingen. Hij handelde onvoorzichtig in de praktijk door een grote groep van heidenen te verlaken voor een kleine groep judaïsten. Paulus trekt fel leer tegen Kefas, de ware vrijheid en waarheid van het evangelie is in het gedrang. Gescheiden heilig avondmaal vieren is een zware inbreuk. Daarom de zware kracht van aanval en verzet. Niet een berisping onder vier ogen, daarvoor was de zaak te ernstig, echter een OPENLIJK verzet, omdat het ongelijk aan de kant van Petrus was, zie ook 1 Tim. 5:20. Het was een verloochening van Jezus, Die het heilige avondmaal had ingesteld. De doorbraak van de Geest van Pinksteren is hier in het geding.
Kefas die een Jood is en middels Handelingen 10 niet langer als Jood leefde, hoe kon hij dan heidenen opleggen om als Jood te leven? Geen enkele Jood was in staat volledig de wet in eigen kracht te onthouden. En vooral de uitleggingen van rabbijnen en judaïsten waren een onmogelijke last voor de Israëlieten.

Vers 15 Wij geboren Joden, dat zijn de 11 apostelen en de apostel Paulus, Joodse volk. Wij hebben grote voorrechten (Romeinen 9:4-7) door Gods verkiezing. Wij hebben de wet ontvangen, wij hebben priesters die offeren voor de zonden, wij hebben kennis van Gods Wil. Het begrip zondaar is hier degenen die GEEN kennis van de wet en Gods Wil hebben. Heidenen hebben de mogelijkheid van rechtvaardigheid door de Joodse wet niet, zij zijn mensen zonder wet en dus zondaren.

Vers 16 Ook de geboren Jood, die in deze zin geen zondaar is, weet dat deze wet (de Tora, de wet van Mozes) hen niet verder brengt, zij blijven gescheiden van God, door hun zondige leven. Geen enkel mens wordt gerechtvaardigd door de werken van de wet. Abraham werd gerechtvaardigd door geloof en niet door zijn werken. Echter geloof zonder werken is dood. Door geloof bracht Abraham zijn enige zoon Isaak naar het altaar, dat geloof uitte zich in gehoorzaamheid en werken. Door geloof in Jezus Christus als Verlosser ontvangt de gelovige vergeving van zonden.

Vers 17 Zijn wij, de apostelen gerechtvaardigd in Christus? Neen, want wij zijn gebleken zondaars te zijn, want niet het goede doen wij, maar de zonden werkt in ons, zie Romeinen 7:13-26.

Vers 18 Hetgeen ik afgebroken heb, dat is dat door volmaakte gehoorzaamheid aan de wet, ik gerechtvaardigd word. Als ik na tot geloof in Jezus Christus, dit weer terugpakt, als ik daarop weer ga bouwen, dan bewijs ik daarmee dat ik een overtreder van de wet ben. Daarmee verloochen ik mijn behoudenis in Christus Jezus. Verlaat ik het Nieuwe Verbond en grijp terug naar het vergane Oude Verbond. De Galaten begaven zich op een gevaarlijke weg, terug naar het Oude Verbond, Lucas 11:52

Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden

De judaïsten trachten de christenen te weerhouden door geloof gerechtvaardigd te worden door hun de wet op te leggen, die zij zelf niet konden houden.

Vers 19 Maar je schrijft dat wij naar de wet moeten leven en onderhouden. De wet maakt bekend aan de mens wat zonde is. Laat de overtredingen van de mens zien. Je zult God boven alles lief hebben. Geen afgoden noch beelden. Niet stelen, moorden, begeren wat van je naaste is. De overtreding(en) van de wet brengt de dood, het gescheiden zijn van God, het mishagen van God de Vader. Door de wet word ik veroordeeld en eindig het leven in de poel des vuurs. Hoe anders zou de wereld er uit zien als iedereen zich aan de 10 geboden hield, een aarde zonder diefstal en moord. De christen is geroepen een voorbeeld te zijn en het koninkrijk van God op aarde te laten regeren zonder, diefstal, moord en corruptie, het uitoefenen van de 10 Geboden. Voor de wet is Jezus Christus gestorven als zondaar en door geloof is het mogelijk om voor God te leven. De wet brengt geen vergeving van zonden, het leven naar de wet door de kracht van de Heilige Geest brengt blijdschap en vrede met God de Vader.

Verzen 20-21 De zonden in mij zijn gekruisigd in Jezus. Het oude leven van zonden is gestorven met Jezus aan het kruis van Golgotha. Christus is opgestaan uit de dood, en sloot het Nieuwe Verbond met elk die wenst te geloven. Door Jezus Christus ontvang ik de Heilige Geest en vergeving van zonden. Door Christus leef ik niet meer het oude wereldse leven en toegeven aan de zonden. Maar als ik Christus toesta om in mij te leven dat is dat de kracht om niet toe te geven aan de zonde en verleidingen van de wereld en satan te weerstaan. Dan leeft Christus in mij.
Als er gerechtigheid door de wet zou bestaan, dan is Jezus voor niets gestorven. Het is genade van God geweest die het offer van Jezus aan het Kruis heeft geaccepteerd en als bewijs Jezus uit de doden heeft opgewekt. Daarmee is er vergeving van zonde voor een ieder die wil geloven in Christus Jezus.

Terug naar topTerug naar boven

Galaten 3 - Rechtvaardigheid door het geloof: de Wet of geloof

Vers 1 Paulus vervolgd met zijn koele begroeting aan het begin van zijn brief, nu met harde woorden, O ONVERSTANDIGE GALATEN. Hij noemt hen bij naam GALATEN en met harde woorden ONVERSTANDIG. Hij windt er geen doekjes om heen, hij gaat recht door zee. Geen zachte woorden zoals in de kerken vandaag, een tolerantie van samenwonen en seks voor het huwelijk, een tolerantie van zonden zonder tuchtiging en berisping.
Hoe is het mogelijk dat jullie terugkeren naar de wet en besnijdenis. Paulus heeft duidelijk de gekruisigde Jezus verkondigd, een dood en einde van de wet die vergeving van zonden zou brengen. Alleen door geloof in de dood en opstanding van Jezus voor de zonden van de mens is vergeving van zonden mogelijk. De wet brengt de dood, geen mens is in staat gedurende zijn of haar complete leven de wet te houden. Het volbrengen van de wet door werken leidt slechts tot de dood en scheiding van God de Vader, tot een veroordeling in de poel des vuurs.

Verzen 2-3 Paulus stelt een duidelijk vraag: Hebben jullie de Heilige Geest ontvangen op basis van de werken der wet of door geloof? De Galaten hebben de Heilige Geest ontvangen nadat zij tot geloof waren gekomen op de prediking van Paulus. Zij hadden de krachten van de Heilige Geest ervaren en nu waren zij zo onverstandig terug te keren tot de wet. Onder de wet (in het Oude Testament) had NIEMAND de Heilige Geest als inwoning ontvangen. Hoe konden zij nu zo onverstandig zijn terug te keren na de werken der wet, die geen bevrijding van zonden brengt, geen inwoning van de Heilige Geest. Onverstandig om terug te keren tot besnijdenis? Jullie zijn volkomen in de ban van de judaïsten die denken dat de wet bevrijding brengt van zonde. Het is een schending van Jezus' werk, een zware overtreding door ongeloof in het volbrachte werk van Jezus Christus. Zij verklaren de wet als bevrijding opnieuw geldig. Niemand kan zo zwaar zondigen als de gelovige, die een nieuw huis hebben ontvangen, maar het terstond afbreken om terug te keren naar hun oude onbewoonbaar verklaarde woning.

Verzen 4-5 Hadden zij zoveel geestelijk kracht ontvangen dat zij nu de vrijheid verloochenen en terug keren tot de slavernij van de wet en besnijdenis? Zij hadden de krachten van de Heilige Geest gezien. Komen deze krachten door de wet (wat nooit gebeurd is in het verleden (vanaf het ontvangen van de wet) tot Jezus) of na geloof in Jezus Christus? De wet heeft niets te maken met de Messiaanse tijd: door geloof verkrijgt men vergeving van zonden en eeuwig leven in de Hemel. Tegenover de onvruchtbare wet staat het vruchtbare evangelie. De beslissende keuze is tussen wetswerken of gelovig gehoor geven aan de nieuwe proclamatie van het evangelie van de gekruisigde Jezus.

Vers 6 Is Isaak aan Vader Abraham terug gegeven door werken of door geloof? Abraham geloofde dat God bij machte was om zijn zoon Isaak uit de dood op te wekken nadat hij zijn zoon geofferd had. Abraham was gehoorzaam door geloof! God rekende dit geloof toe als gerechtigheid. Door geloof is Abraham de vader geworden van vele gelovigen. Hij is tot voorbeeld geworden voor velen.

Verzen 7-9 Deze belofte geldt voor alle kinderen van Abraham uit alle volken. Niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen van de belofte gelden voor zaad, Romeinen 9:7-8. De rabbijnen erkennen Abraham als "onze Vader", het Joodse volk als kinderen van vader Abraham. Hoe kunnen jullie dan terugkeren naar de wet, die er NIET was ten tijde van Abraham? Abraham heeft geen deel gehad aan het polytheïsme van de volken, hij geloofde in de ENIGE God.
God wist dat Jezus na de aarde zou gaan en voor de zonden van de mens zou sterven. En op basis van GELOOF een ieder die in dit werk gelooft, bevrijding van de straf op de zonden zou krijgen. Ongeacht of men Jood of heiden zou zijn: In u zullen alle volken gezegend worden, was en is de belofte van God.

Vers 10 Paulus herinnert aan de zegen op de berg Gerizzim en de vloek op de berg Ebal, Deut. 27:11-26. De gelovigen leven onder de zegen, de mensen met de wetswerken leven onder de vloek. Hier wordt verondersteld dat de wet gehouden kan worden. Echter Jakobus 2:10 is duidelijk: Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden). Kortom geen mens is in staat de wet te houden, het is een juk die noch onze vaderen, noch wij kunnen volbrengen. De wet brengt de dood (eeuwige dood in de poel des vuurs). Zij het letterlijk door werken, hetzij door de menselijke gedachten.

Vers 11 Daar gebleken is in de periode van de wet tot Jezus, dat niemand in staat is de wet te houden, is de noodzaak van het kruis van Jezus duidelijk geworden. De noodzaak van geloof is duidelijk geworden. Een bewust wording dat de mens zich niet aan de regels en wet van God, die Heilig is, kan houden vanwege zijn zondige karakter. Slechts het "simpele" geloven kan rechtvaardigheid bij God brengen. Echter de mens is hoogmoedig, wenst van geen beperking te weten, door door eigen werken zich rechtvaardigen en dit leidt tot onrechtvaardigheid bij God. De mens is hoogmoedig om te erkennen zondaar te zijn en zich in alle nederigheid te erkennen God van noden te hebben.

Vers 12 Bij de wet ligt de nadruk op DOEN, op prestatie van de mens. De Galaten zijn bezig terug te keren naar de vloek van de wet. Paulus heeft geen kritiek op de wet, want de wet heeft het goede voor met de mens. Hoe anders zou de wereld er uit zien als niemand begeerde wat van zijn naaste is. Iedereen zich aan de wet hield, geen ongelukken veroorzaakte door aanrijdingen en door rood licht lopen of rijden. Bij de wet gaat het immers om het DOEN, het volbrengen wat de wet voorschrijft.

Vers 13 Deut. 21:22-23 het hangen aan de paal kan voortreffelijk vergelijken worden met het hangen aan een kruis. Jezus werd gehangen aan een paal/kruis en daarmee werd Hij tot een vloek (een gehangene is door God vervloekt). Vervuld werd dat Jezus nog dezelfde dag begraven werd.

Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen.

Vers 14 De wet was bestemd voor Israël, om zich te heiligen en een voorbeeld voor de volkeren te zijn. Zij hadden de wet en van daaruit wisten zij de Wil van God, wisten zij door hun overtredingen dat zij zondaren waren. Maar dat maakten hen niet tot kinderen van Abraham, want de Joden, Israëlieten, Farizeeërs, schriftgeleerden en oudsten toonden duidelijk dat zij van geen berouw en zondaar zijn wensten te weten. Door geloof van heidenen en erkenning zondaar te zijn is de zegen van Abraham gekomen tot de heidenen. Laat dit een les zijn, Niet door kinderen van gelovige ouders, niet door de (kinder)doop, niet door kerklidmaatschap, deelname aan het avondmaal wordt men een kind van God, alleen door het persoonlijke geloof in de Here Jezus Christus ontvangt men vergeving van zonde.

Vers 15 Paulus gaat een voorbeeld uit het dagelijkse leven gebruiken: het menselijke testament. Het testament wordt op wettelijke wijze vastgelegd (door een notaris en geregistreerd) door de levende. Zolang de levende leeft, heeft het geen enkele rechtskracht. Pas na het overlijden van de testamentair, treedt het testament in werking en wordt van kracht. De notaris MOET het testament uitvoeren zoals beschreven in het testament. Men kan de uitvoering betwisten, maar alleen op gronden van onjuiste uitvoering. Iedereen heeft vrije toegang tot de gegevens van registratie. Niemand anders dat de levende die het testament kan er iets aan toevoegen. Zolang Jezus leefde op aarde, was er nog geen vergeving van zonde. Eerst moest de straf op de zonde door Jezus aan het kruis betaald worden, eerst de dood van Jezus, daarna de uitvoering van het testament, het Nieuwe Verbond. Het wegnemen van de vloek van de wet.

Vers 16 Is een aanhaling uit Genesis 12:7: "Toen verscheen de Here aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven". Waarom Paulus dit vers aanhaalt, ontgaat mij. Het is een belofte aan Abraham om het land Israël aan het nageslacht te geven. Paulus sprak eerder over de belofte en geloof, dat heeft betrekking op gelovige christenen. En hun woning is in de hemel en niet op aarde, niet in Israël. Maar goed het punt is enkelvoud, en dat is inderdaad Christus.

Vers 17 Deze berekening van 430 jaar is een rabbijnse berekening die de jaren van de aartsvaders meerekent met de periode van slavernij in Egypte. Aan Abraham werd de belofte gegeven. Een 430 jaar later werd aan Mozes op de berg Sinaï de wet gegeven.

Vers 18 De belofte is aan Abraham gegeven, een belofte van genade door geloof. Niet een belofte op grond van persoonlijke werken, een slavernij van de wet.

Vers 19 De wet is er aan toegevoegd om de mens een diep besef van zonde te geven, de eigen onmacht om de wet te houden en in eigen kracht God de Vader te kunnen behagen. De wet is er aan toegevoegd om aan te tonen dat eigen werken een doodlopende weg is. Zonder wet, is er geen zonde (besef).
De wet is niet direct aan de Israëlieten gegeven, maar middels de bemiddelaar Mozes. Zij moesten op afstand blijven en mochten zelfs de berg niet aanraken. Slechts Mozes mocht de berg beklimmen en ontving de Tora uit de hand van God. Hierbij trad Mozes op als bemiddelaar tussen God en de Israëlieten. Men gaat er vanuit dat engelen als getuigen aanwezig waren toe God de wet aan Mozes gaf, gebaseerd op Deut. 33:2 Mozes is in lichtglans verschenen van het gebergte Paran en gekomen van heilige (= engelen) tienduizenden.

Verzen 21-22 De wet is volstrekt niet in strijd met de belofte van God aan Abraham. De wet toont de zonden van de mens, zij is tuchtmeester voor de mens. De zonde is een macht, die iedereen in bezit heeft, die in de mens woont, waaraan iedereen onderworpen is. Maar die wet toont de overtredingen van de mens, maar brengt geen gerechtigheid. Slechts door geloof in Jezus Christus als Verlosser komt er Redding, vergeving van zonden en door de kracht van de Heilige Geest is er de macht om niet toe te geven aan de zonde. Maar het valt slechts ten deel aan hen die geloven en hun leven stellen onder de kracht van de Heilige Geest. Helaas is dit slechts een zeer beperkte groep van mensen, die hun wil geven aan God en de erkenning van zondaar zijn. Ongelukkig niet de meerderheid van de mensheid, maar slechts hen die willen geloven.

Verzen 23-25 De wet was een tijdelijk isolement: een bewaring tot de tijd waarop door geloof het nieuwe leven in Jezus Christus bekend zou worden. De wet was een tuchtmeester (paedagoog, een knapengeleider). Deze paedagogen waren in het oude Griekenland slaven die de kinderen op straat begeleiden en tegen onheil moesten beschermen. Een potige persoon en onbeschaafd. Hun onbeschaafde taal werkte averechts op de jongeren. Er waren echter ook meer ontwikkelde paedagogen die simpel onderwijs gaven. Israël had de hand van een strenge paedagoog (tuchtmeester) nodig en kon deze hand niet missen.

Verzen 26-29 De Galaten hadden Jezus Christus als hun Verlosser aangenomen. Door hun geloof in Christus Jezus hadden zij de Heilige Geest ontvangen en hadden zij zich laten dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zij waren deelgenoten geworden van het Koninkrijk van God en kinderen van God geworden. Paulus spreekt hier van zonen van God. Dat betekent dat zij volwassen christenen geworden waren, die geen melk meer nodig hadden. Echter Paulus was hard in zijn bewoording en noemde hen onverstandig. In de gemeente van Christus is er geen verschil tussen Jood of Griek (heiden), slaaf en vrije (werknemer en werkgever), mannelijk en vrouwelijk. Allen zijn leden van het lichaam van Christus Jezus, met Hem als het hoofd. Door het geloof in Hem, zijn jullie (wij) zaad van Abraham, wiens geloof tot gerechtigheid werd gerekend. En daarmee erfgenamen van het Koninkrijk van God.
Zoals het lichaam verschillende leden zijn, oor, oog, mond, hand, arm, been en voet, organen, etc. zo zijn er verschillende leden in het lichaam van Christus, die elk hun eigen functie hebben. Een lid is niet meer of minder belangrijk, elk lid heeft het andere lid nodig, hun rang is gelijk. Daarom geen verschil tussen Jood en Griek, slaaf en vrije, mannelijk en vrouwelijk.

Terug naar topTerug naar boven

Galaten 4 - Geen dienstbaarheid meer

Verzen 1-3 Minderjarige erfgenamen zijn niet heer en meester over hun erfenis, vaak onder toezicht, zodat hun positie niet veel verschilt met die van een knecht. In het (Romeinse) testament was door de erflater (vader) die het tijdstip van volwassenheid mede vastlegde. Tot het bereiken van deze leeftijd stond de erfgenaam onder voogdijschap, daarna was hij werkelijk eigenaar en kon hij doen met de erfenis zoals hij wenste.
Zo zijn de gelovigen erfgenamen van het eeuwige leven in de Hemel. Echter staan wij als onmondige kinderen nog onder voogdij en leven wij op de aarde onder heerschappij van wereldse regeringen, satan en demonen. Pas nadat de gelovigen een nieuw onvergankelijk en zondeloos lichaam heeft ontvangen, zal hij of zij de erfenis van eeuwig leven in de Hemel ontvangen.

Verzen 4-5 De volheid des tijds zou men kunnen denken aan het vol zijn van de wet, de Tora. Toen God de Vader het welletjes vond aan de pogingen van de mens om de werken der wet te doen, zond Hij Zijn Zoon Jezus naar de aarde om een einde aan de werken der wet te maken. Jezus werd op aarde geboren uit een Jodin onder de wet, een maagdelijke vrouw. Waarom? Om Jood en heiden vrij te kopen van de onmogelijkheid om de wet te volbrengen. Zodat een ieder die gelooft in het werk van Jezus, een kind/zoon van God zal worden en daarmee de bevrijding van zonden.

Vers 6 Met Romeinen 8:15 Wij hebben ontvangen de Geest van het zoonschap door wij roepen: Abba, Vader. In Israël hoor je ook heden de kinderen abba roepen, dat is vader. Iedereen wordt als kind van satan geboren, door het geloof in Jezus Christus gaat de persoon over naar het kind zijn van God de Vader en wordt daarmee een familielid. De gelovige heeft de vrijheid om God zijn of haar Vader te mogen noemen.

Verzen 8-10 Wij zijn geen slaaf meer van satan, van de zonden. De Heilige Geest is de kracht om NEEN te zeggen tegen satan, demonen, zonden en wereldse lusten. Geeft men toch toe, dan wordt men opnieuw (vrijwillig) slaaf. Verzet de gelovige dan is hij of zij een zoon en dus ook erfgenaam.
In de tijd, dat gij God niet kende, dat is de tijd dat men vreemde afgoden diende, en men niet bekend was met het ware karakter van God (de Vader) zoals door Jezus geopenbaard en in het Nieuwe Testament beschreven. Hoe kan men na deze openbaring terugkeren naar een dienst onder de wet en afgodendienst? Waarom kiest men er voor om weer slaaf te zijn en niet erfgenaam als zoon in het Koninkrijk Gods?
Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Sommige commentaren zien dit als een verwijzing door Paulus naar de Joodse feesten (Sabbat, Jom Kipoer, Grote Verzoendag, enz.), die een verplichting waren voor de Jood om te vieren. Of de aanbidding door heidenen van de demonen op halve en volle maan, of zon.
Anderzijds kan men stellen dat mensen kennis hebben van dagen, maanden en jaren. Als men zo wijs is, waarom keert men dan terug naar het Joodse en heidense gebruiken, nadat men onderricht heeft ontvangen over het evangelie, vergeving van zonden door Jezus en het zoonschap Gods? Als men terugkeert tot het oude, dan heeft Paulus tevergeefs zich ingespannen om het nieuwe, het evangelie, te preken.

Vers 12 Paulus heeft het evangelie verkondigd aan Joden met hun Tora en aan heidenen met hun wereldse wetten. In beide gevallen een wereld met "wet". Paulus bracht een nieuwe wet, de wet van Jezus Christus, die geen wet is. In paradoxale vorm wordt hier tot uitdrukking gebracht de situatie van de bevrijder (Jezus), die de gevangenis binnentrad (de zondaren gevangen door de zonden, de wereld van satan en demonen), de deuren opent en de gevangenen bevrijdt (de gelovigen bevrijdt).

Verzen 13-14 Ziek zijn werd toegewezen aan zonden of demonen. Echter bij het bezoek van Paulus, schreven de Galaten de ziekte niet toe aan zonden of demonen. Zij waren bereid geweest naar Paulus te luisteren en zijn boodschap van redding middels het bloed van Jezus aan te nemen. Sommigen commentaren beweren dat Paulus er misvormd uitzag vanwege zijn verblinding op de weg naar Damascus. En men daarom hem als iets verachtelijk zagen of ertegen gespuwd. Dat gaat te ver.
Gelukkig hadden de Galaten hem als een bode Gods, als boodschapper van Christus Jezus ontvangen.

Verzen 15-16 Was de ziekte in vers 13 een probleem aan zijn ogen? Want Paulus was zeer gelukkig tijdens zijn eerste maal dat de Galaten hem zo liefdevol en zorgzaam ontvingen, dat hij hier schrijft dat zij zelf hun ogen zouden hebben gegeven? Echter van zijn blijdschap is nu weinig meer over. Hij moet harde woorden spreken wegens hun terugkeer van een leven in de wereld en onder de wet. De mens verzet zich in zijn of haar puberteit het meest tegen zijn ouders, machten boven hem of haar, God en gezag. Ook gelovigen en kerken kunnen door puberteitsjaren heen gaan. De ambtsdrager moet met liefde en zorgzaam de waarheid voorhouden.

Verzen 17-20 Satan wenst de gelovige en de kerk te verwijderen van zijn leermeesters, de voorganger, de mensen die terechtwijzen. Satan heeft zijn aanhangers binnen de kerk, die de gemeenteleden van het ware evangelie en leven in de Geest proberen te af te leiden. De Galaten waren eigenlijk niet schuldig, zij waren verleid. De Galaten kenden maar al te goed hun verleiders. In onze tijd kennen wij duidelijk de verleiders: yoga, R.K. heiligen die als middelaar optreden in plaats van Jezus Christus, de Paus, Adventisten, Mormonen, Jehova-getuigen, Jezus is niet werkelijk aan het Kruis gestorven, rijkdom, vrije seks, etc.
Het moet toch niet nodig zijn dat het evangelie weer gepreekt wordt? Dat de Galaten opnieuw wedergeboren moeten worden? Paulus spreekt zijn diepe bezorgdheid over hen uit alsof zij hun christelijke geloof reeds volledig verloren hebben. Hij wenst dat hij op andere toon kan spreken, maar hij moet helaas harde woorden gebruiken om hen de weg terug te wijzen. Zachte heelmeesters veroorzaken stinkende wonden. Soms is een hard woord van een arts nodig om de patiënt wakker te schudden dat hij kanker heeft door eigen schuld. En bij volharding in zijn ongezond leven, dit tot de dood leidt. Het terugkeren van de Galaten naar hun oude leven, leidt tot een eeuwig verderf en teniet doen van hun redding door Jezus Christus.

Verzen 21-23 De Galaten wensen onder de wet te leven, maar waarom luisteren zij dan niet naar de wet en houden de wet. Paulus grijpt terug op vader Abraham, twee gemeenten zijn uit hem voortgekomen: een van Isaak, en een van Ismaël. Zijn stelling is dat de Joden en judaïsten christenen voortkomen niet uit Sara, maar uit de slavin Hagar. De aartsvader geloofde God, maar . . . hij wenste God een handje te helpen. Ging derhalve in op de suggestie van Sara om Hagar als vrouw te nemen en zwanger te maken. Hij lachte om Gods plan en bad: Moge Ismaël voor uw aangezicht leven. De gelovige Galaten lachen en bidden. De gelovige die in twee werelden tegelijk wenst te leven, het wereldse en het geestelijke.
De zoon van de slavin werd op zuiver menselijke wijze verwekt, door seksuele gemeenschap met een VRUCHTBARE SLAVIN genomen als vrouw. Het houden van de wet door menselijk kunnen.
De zoon van Sara werd geboren uit de onvruchtbare vrouw, door de belofte van God. Niet door eigen menselijk kunnen, maar door de kracht Gods.
De zoon van de slavin bracht haat, nijd en slavernij, hij stierf bijna in de woestijn. De zoon van Sara bracht vreugde en vrijheid.

Verzen 24-25 Paulus gaat nu over tot de uitleg van bedelingen: de zoon van Hagar is de bedeling van de berg Sinaï; de kinderen van slavernij, de kinderen van de slaven der wet. Voor de bedelingen, zie Tijdperken. De bedeling van de wet, Haran tot Jezus, bedraagt circa 2000 jaar. De bedeling van geloof/Gemeente tot heden is circa 2000 jaar (leven nu in 2019 ten tijde van dit schrijven).
Hagar staat op één lijn met Sinaï, het toenmalige en huidige Jeruzalem, een Joods zijn met onderhouden van de Tora. In contrast tot het Nieuwe Jeruzalem welk vanuit de Hemel zal komen, welk door geloof komt.

Verzen 26-27 Het nieuwe Jeruzalem heeft als moeder Sara, door geloof werd zij zwanger. Door geloof leeft de christen, de Gemeente, en verwacht het Nieuwe Jeruzalem en het eeuwige leven in de Hemel.

Verzen 28-30 ALLEEN de zoon Isaak zal erven. In GEEN geval zal de zoon van de slavin erven. Laat dat een duidelijke les zijn voor jullie Galaten, die terugkeren naar de verwachting van eeuwig leven door werken. Paulus, spreekt de Galaten aan als broeders, maar slechts zij die zonen zijn zoals Isaak, kinderen der belofte.
Volgens traditie zou Ismaël zijn broer Isaak vervolgd hebben. De kerkgeschiedenis herhaald zich, de gemeente/gelovige wordt vervolgd en uitgelachen door de wereld.

Vers 31 Met een krachtig DAAROM zet Paulus een krachtige streep onder zijn betoog: geen kinderen van de slavin, van de werken der wet wordt men vrij, MAAR door de vrije, het geloof in het werk van de Here Jezus Christus.

Terug naar topTerug naar boven

Galaten 5 - De christelijke vrijheid

Sommigen zeggen dat de wet, de Tora en de 10 Geboden niet meer gelden voor de gelovigen. Een puur bedrog zoals uit Mattheüs 24 en 25 blijkt. Slechts de wijze maagden behoren tot de gelovigen die worden opgenomen, terwijl de dwaze maagden behoren tot degene die achterblijven 24:40-41 en door de Grote Verdrukking gaan.

Zo wat is de christelijke vrijheid?

De vrije keuze van de gelovige om zijn of haar leven te stellen onder de controle van de Heilige Geest en tot de eer en glorie van de Here Jezus Christus en God de Vader te leven en neen te zeggen tegen een werelds leven.

Zo wat betekent de christelijke vrijheid?

Daarvoor is een diepgaande studie nodig om het te begrijpen.
Allereerst gaan wij terug naar de schepping. God had verboden van 1 fruitboom NIET te eten. Eva luisterde niet naar God, maar koos om te luisteren naar een sprekend beest. Was het gezag van God niet ver boven een mens, laat staan boven een dier dat spreekt, op zich al een vreemde situatie. Eva koos om te luisteren naar een beest. Adam had een vrije keuze of te kiezen en te doen wat God had geboden, of te luisteren naar de mens Eva. Hij koos voor de mens.

Zo wat is zonde?

De vrije keuze van de mens om niet te gehoorzamen aan God, maar te doen wat hijzelf wenst. God gebod: EET NIET VAN DEZE ENE FRUITBOOM, VAN ALLE ANDERE FRUITBOMEN MAG JE ETEN. De mens koos om ongehoorzaam te zijn aan zijn Schepper, de Here God.
De gelovige heeft de christelijke vrijheid, te doen wat God van hem of haar vraagt, dat is zich te bekeren en het leven in de wereld los te laten, OF zijn of haar eigen leven te blijven leven in de wereld. De ongehoorzaamheid van Adam leidde tot de zonde en te verbanning uit het paradijs. De christelijke vrijheid van de gelovige, van jou, leidt bij gehoorzaamheid tot een opname van de Gemeente naar de Hemel. Bij ongehoorzaamheid tot een achterblijven op de aarde en door de Grote Verdrukking gaan.

Waarom de Tora, de eerste vijf Bijbelboeken?

De Tora zijn de eerste vijf Bijbelboeken van de Bijbel, het vertelt de schepping van de aarde en de mens. De eerste ongehoorzaamheid van de mens aan God. De weigering van Kaïn om te gehoorzamen een offer van bloed (slachten van een dier) ter vergeving van zonde te brengen. Gevolgd door het vermoorden van zijn broer Abel. De mensheid die God afwijst, gevolgd door de zondvloed. Het verbond van God: de regenboog. De bouw van de Toren van Babel, gevolgd door de spraakverwarring en introductie van verschillende talen. De roeping van Abram uit Ur en zijn gehoorzaamheid met de belofte een groot uitverkoren volk te worden. Het nageslacht van Abraham: de 12 stammen. De uittocht uit Egypte en uitverkiezing van een HEILIG VOLK APART GEZET DOOR GOD, welk de wetten van God ontvangt om te gehoorzamen. Deze wetten staan in Exodus, Leviticus, Numeri en Deuterononium. Dit is de KERN, deze wetten zijn gegeven aan een VOLK apart gezet door God. Waarom? Om de Wil van God te doen, HEILIG te leven, een getuige van God te zijn tegenover de andere volken.
Op de berg Sinaï geeft God aan de bemiddelaar Mozes de 10 geboden en de voorschriften van de bouw van de Tabernakel en de dienst van de priesters.
De bouw van de tabernakel kunnen wij vergelijken met de bouw van het LICHAAM VAN CHRISTUS, met de Middelaar Jezus als HOOFD.
De dienst van de priesters en de voorschriften aangaande hun heilige levenswandel, gelden voor elke gelovige.

1 Petrus 2:9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.
Openbaring 5:10 Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters.

De Israëlieten (de 12 stammen) hadden een VRIJHEID om aan de TORA te gehoorzamen, echter met een zegen op de berg Gerizzim en de vloek op de berg Ebal, Deut. 27:11-26. De 12 stammen kozen vrijwillig voor ongehoorzaamheid aan God, met als gevolg de ballingschap, zij mochten niet in het beloofde land Israël blijven wonen. Hoe toepasselijk is dit op de gelovige, de zegen van de berg Gerizzim: meegaan bij de eerste Wederkomst van Christus, de Opname van de Gemeente: het wonen in het beloofde land: de Hemel. De vloek op de berg Ebal, het achterblijven van de gelovige die ongehoorzaam leefde aan Gods Wil, de dwaze maagd leefde in de wereld, en gaat in ballingschap: de Grote Verdrukking.

Het is de christelijke vrijheid, de keus om door de kracht van de Heilige Geest te gehoorzamen aan de Tora. ECHTER ER IS MEER!
Niet iedereen van het Israëlische volk behoorde tot het priesterlijk geslacht. De priesterlijke dienst was UITSLUITEND voorbehouden aan het geslacht van Aäron. Echter elke gelovige in Jezus Christus behoort tot het KONINKLIJK PRIESTERSCHAP. Het zijn van een priester bracht EXTRA wetten en regels, hun levenswijze had extra zwaardere regels. Persoonlijk zie ik het als volgt, het Israëlische volk zijn de gelovigen, maar alle gelovigen hebben te voldoen aan de priesterlijke wetten. De ware priesters zijn degene die de dienst in de tabernakel/tempel verrichten: het zijn de dienstknechten (voorgangers, oudsten, diakenen, evangelisten, zendelingen, zondagsschool, etc.) van God, zij hebben absoluut aan alle wetten aangaande de Oudtestamentische priesterschap te voldoen, beiden huwen als maagd (Lev. 21:13-14), zie verder Eisen arbeider Gods.
Er zijn vele vragen aangaande de Tora. Correct, de offerdienst is afgeschaft en geldt niet meer omdat Jezus aan het Kruis van Golgotha voor eens en altijd het volmaakte offer voor de zonde heeft gebracht voor een ieder die wenst te geloven. Het houden van de Tora brengt GEEN vergeving van zonden, dat is ALLEEN door geloof in Jezus Christus. Het houden van de Tora is nu tot GENOT van God de Vader. Om God te Vader te laten genieten! Dat is het grote verschil.

De wet van Leviticus 20, in het bijzonder 9-27 is duidelijk. Maar geldt dit voor de gelovige, of is hier de christelijke vrijheid? Een grote vraag is de gelovige man mag geen seksuele gemeenschap hebben tijdens de menstruatie van zijn vrouw, vers 18. De grote klacht is dat commentaren tot op Internet toe, dit omzeilen. Waarom is mij onduidelijk. Vers 18 moet men lezen in zijn verband. Het handelt in Leviticus 20 om GEEN SEKSUELE GEMEENSCHAP MET. Men kan dit vers niet alleen zetten maar moet men lezen in verband met verzen 10-21. Vers 13 spreekt over seksuele gemeenschap met hetzelfde geslacht, dat is Sodom en Gomorra. Gods straf is de volledige vernietiging van deze steden. Vele landen verbieden (nog) het huwelijk met broer, zus, neef en nicht. Het verbod van seks met dieren. Daarom is het duidelijk dat er geen seksuele gemeenschap mag plaats hebben tijdens de menstruatie en ja dit geldt daarom ook voor de gelovige man met zijn vrouw. En moet alle buitenechtelijke relaties zwaar BESTRAFT worden, zonder enige tolerantie!

Begrafenis of crematie, of vrije keus?

Lev. 21:9 En wanneer een priesterdochter zich ontheiligt door ontucht te plegen, dan ontheiligt zij daarmee haar vader; met vuur zal zij verbrand worden.
Jozua 7:25 En Jozua zeide: Zoals gij ons in het ongeluk hebt gestort, zal de Here u op deze dag in het ongeluk storten. Toen stenigde heel Israël hem, en men verbrandde hen met vuur, en wierp stenen op hen.
Numeri 16:35 Toen ging er een vuur uit van de Here en verteerde de tweehonderd vijftig mannen, die het reukwerk geofferd hadden.

Dat is een niet mis te verstane tekst. Let op: met vuur verbrand worden. VUUR is een straf van God, daarom geen crematie, maar begrafenis.

Het antwoord op de vraag van christelijke vrijheid is: Men doet of laat dingen om God te behagen.

Is tatoeage toegestaan of vrije keus?

Leviticus 19:28 Gij zult geen insnijding voor een dode in uw lichaam maken en geen tekens in uw huid laten prikken: Ik ben de Here.
Genesis 1:26, 27 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis . . . En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
1 Korinthe 6:19 Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet dat u niet van uzelf bent?

Onze lichamen hebben we in bruikleen gekregen. Dit geeft gelovigen grote verantwoordelijkheid hoe we met ons lichaam omgaan. Het lichaam van de mens is geschapen in het BEELD VAN GOD en is de TEMPEL VAN DE HEILIGE GEEST. God spreekt duidelijk in Lev. 19:28 je zult geen insnijding en geen tekens in jouw huid aanbrengen, dat betekent geen tatoeage. Jouw lichaam behoort God toe, jij bent zijn beeld. Met een tatoeage breng je een herinnering toe aan een ander persoon dan God. Breng je een versiering aan in jouw lichaam dan ontken je daarmee tevreden te zijn met het lichaam zoals God jou schiep in Zijn beeld. Met tatoeage trek je de aandacht van mensen op jouw lichaam, terwijl alle aandacht gericht dient te zijn op de Here Jezus Christus, God de Vader en de Heilige Geest, de Drie-éénheid in wiens beeld je bent geschapen. Zeg niet, maar met mijn tatoeage is een kruis, dat wijst naar Jezus. Lev. 19:28 is duidelijk geen tatoeage!
Maar je had reeds tatoeage(s) voordat je tot bekering kwam. Wat nu? Belijdt dit eerst. En toon je tatoeage(s) niet, maar bedekt met kleding. Op YouTube toont een man foto's van zijn lichaam inclusief zijn gehele gezicht met tatoeages. Hij kreeg een zoon en schaamde zich hiervoor. En heeft reeds alle tatoeages uit zijn gezicht laten verwijderen. Ja je ziet de foto's en er is niets meer te zien, behalve geringe littekens. Naderhand is hij tot geloof gekomen. Prijs de Heer!

Hoe behaagt men God?

De gelovige behaagt God de Vader en de Here Jezus Christus door de Tora, Gods voorschriften in het Oude en Nieuwe Testament te onderhouden middels de kracht van de Heilige Geest. Dit onderhouden is geen krampachtig onderhouden. Persoonlijk belijd ik mijn zonde wanneer ik mij van mijn overtreding bewust word, of als de Heilige Geest mij op de zonde wijst. Dat is een ontspannend leven en geen opening geven aan satan. Dat is zorgdragen om heilig te leven, een leven tot behagen van de Here God.

Vers 1 Tegenover de slavernij van wettische geesten moet er een belichting van christelijke geloofs- en levenshouding worden gegeven. Vrijheid is op zichzelf genomen een leegte: vrijheid moet grond, doel en inhoud hebben. Iedereen die een auto wenst te besturen moet een rijbewijs hebben. Het rijbewijs zegt kennis van de verkeersregels te hebben en bekwaamheid om een auto te besturen. Zonder verkeersregels wordt het verkeer een chaos met vele doden en gewonden. Het egoïstisch autorijden met voorrang nemen leidt tot blokkering van kruispunten en de voorgang stopt, chaos. Het niet houden aan de regels, stoppen voor rood licht en zebra, rijden bij dronkenschap, passeren aan de rechterzijde (bij linksverkeer) leidt tot vele ongelukken. Hetzelfde geldt voor de vrijheid van het christelijke geloof, houdt de gelovige zich niet aan de geboden, dan leidt dit tot verlies van het geloof, depressie, aanfluiting en verachting door ongelovigen en schade aan het Koninkrijk van God.
Jezus Christus heeft de gelovige vrijgekocht van de straf op de zonden, het juk van de wet. In de oude wereld actualiseert de wet, de zonde. Het is een moeten, elke overtreding vraagt een zondoffer, leidt tot straf, doodstraf middels steniging of verbranding met vuur. De vrijheid in Christus leidt tot een heilig leven ter behaging van God de Vader. De gelovige staat voor de keus: een slavernij zoals de judaïsten dat wensen, een leven van vrees. Of een vrijheid met liefde voor God en de naaste. De werkelijk vrijen zijn de KNECHTEN van God: VAST te staan en STAND te houden in het geloof en het oude wereldse leven definitief achter zich te laten.

Verzen 2-3 Met een sterk apostolisch gezag en persoonlijk: Zie ik, Paulus, zeg u. Ik die zelf in de besnijdenis geloofde, ben tot het inzicht gekomen dat de besnijdenis van de heiden geen enkel nut heeft. Ik, de apostel van Christus Jezus, zeg u om niet in het net van de Joodse besnijdenisdrijvers verstrikt te raken. De vrijheid van de besnijdenis van Timoteüs heeft zijn gronden op zijn Joodse opvoeding. Geen besnijdenis van Titus is de volkomen vrijheid, want hij is een geboren heiden. Het oude mag het nieuwe niet aanvullen. De genade van Jezus Christus is voldoende. De besnijdenis is een wetsvervulling, een verborgen zelfzucht van de mens. De adventisten in het volkomen gehoorzamen aan de sabbat. Wie op één punt toegeeft, moet de in alles gehoorzamen: alles of niets, dat is de sfeer van de wet en wordt tot slavernij. Want op één punt van de wet struikelt, is schuldig aan de gehele wet. Een kwade oneindigheid. Een reeds gebruikte postzegel die niet gestempeld is, hergebruiken. Een niet gebruikt retour van de trein aan een ander geven. Waar ligt de grens? Het einde van de weg is niet inzicht.Telkens doemen nieuwe zwarigheden en nieuwe geboden (uitleggingen van de wet door Joodse rabbijnen) op.

Vers 4 Wie door de wet gerechtvaardigd wenst te worden, valt buiten de genade van Christus. Is los geworden van Jezus. Men verwacht de verlossing opnieuw van het onderhouden en doen wat de Tora voorschrijft. Dan moet men ook de zondoffers brengen voor elk begane zonden. Ten tijde van deze brief bestond de tempel in Jeruzalem nog. Zo in onze tijd, hoe kan men nog zondoffers brengen. En met het nalaten van het brengen van de zondoffers, is men schuldig aan de gehele wet. En dat leidt tot een eeuwige scheiding van God en de eeuwige straf op de zonden: de poel des vuurs.

Vers 5 Wij, apostelen en gelovigen die bij de leer van Jezus Christus blijven, hebben het geloof dat Jezus Christus voor de zonden is gestorven. Op grond van het geloof de inwoning van de Heilige Geest hebben ontvangen, Die ons wil onderwijzen, overtuigen van zonde, onze gids wenst te zijn om heilig te leven. Die ons Gods Wil bekend maakt. Op deze basis mogen wij hopen op het eeuwige leven in de Hemel en verlost te zijn van de straf op de zonden.

Vers 6 Besneden of onbesneden zijn, voor beiden geldt de opstand tegen God. Het niet wensen te gehoorzamen aan de geboden van God. Maar in het geloof openbaart zich een nieuwe kracht: de liefde. Een nieuwe schepping, de wedergeboorte, het loslaten van de wereld met zijn egoïstische begeerten, loslaten van het Eigen-IK. Hier wordt voor de eerste keer het woord AGAPÉ gebruikt. Het door liefde werkende geloof staat voor Paulus gelijk met het onderhouden van Gods geboden. Dit geloof maakt niet door liefde gerechtvaardigd, maar het werkt door de liefde.

Verzen 7-8 Gij liep goed. De Galaten hadden het evangelie op de prediking van Paulus aangenomen. Zij hadden zich bekeerd van hun wereldse levenswijze en begonnen in de Geest te leven. Wat is er gebeurd dat jullie je door vreemde leer, andere uitleggingen van de waarheid hebben laten afbrengen en tot een juk van slavernij?

Vers 9 Weinig zuurdeeg doorgist het gehele deeg (brood). Er is maar weinig nodig een 7 gram gist op 500 gram bloem, dat is 1,4%. Dit weinige gist is voldoende om het brood te laten rijzen en te bakken. Wanneer in een gemeente bekende zonde wordt getolereerd, dan doorkneedt dit de gehele gemeente. Andere gemeenteleden met hun zonden zullen geen schuld bekennen, maar verwijzen naar de tolerantie van de getolereerde zonde. Ongelovigen zullen wijzen naar de getolereerde zonde (overspel, samenwonen, etc.) en van geen zonde erkenning willen weten. Een geringe tolerantie van uitleggingen door judaïsten (een tolerantie van besnijdenis) leidt door meer en meer gehoorzamen aan de wet. Een doorlopende weg. Daarom wijst alle leer van judaïsten resoluut af.

Vers 10 Paulus is ervan overtuigd dat de Heilige Geest de Galaten met bovenstaande woorden zich zullen afscheiden van de degene(n) die tot een dwaling leiden. Ja Paulus gaat verder, de dwaalleraars en judaïsten zullen door de Here Jezus Christus gestraft worden. Laat dit een les zijn voor de voorgangers die de Bijbel niet correct uitleggen, die tolerant zijn tegenover zonde en niet tuchtigen. Voor de rechterstoel van Jezus zullen zij verantwoording voor de heer moeten afleggen en evenredig beloond (gestraft) worden. Wie onduidelijk is in het onderwijs en uitleg van de Bijbel vanaf de kansel in de kerk of Bijbelstudie, waardoor verwarring ontstaat bij een gemeentelid, laat degene er van overtuigd zijn dat hij of zij verantwoording tegenover Jezus zullen moeten afleggen.

Vers 11 Men vecht Paulus aan op de besnijdenis van Timoteüs. Maar Paulus verdedigt zich dat hij het kruis van Jezus verkondigt: het einde van de wet, die Jezus heeft volbracht. En als Paulus Timoteüs heeft laten besnijden, waarom vervolgen zij hem dan desondanks? De aanstoot van het kruis is dat het kruis een einde aan de wet heeft gemaakt, niet door menselijke werken, maar door geloof in het volbrachte werk van Jezus en de opstanding uit de dood van Christus.

Vers 12 Paulus gaat een stap verder, laten zij zichzelf maar laten castreren (snijden) die u verontrusten. Volgens Deut. 23:1 mag een gecastreerde niet in de vergadering van de Heer komen. Wat een ironie van Paulus. De overmatige ijver van hen, brengt hen in conflict met hun eigen Tora.

Verzen 13-15 De gelovige is geroepen om vrij te zijn. Hoe wordt deze tekst niet door menige gelovige of misleidende voorganger gebruikt dat men als christen volledige vrijheid heeft. De christen zou vrij zijn van zonden of om te zondigen. Zou vrij zijn van de wet, de Tora. Deze tekst en anderen zou de basis zijn dat men als christen een werelds leven mag leiden, seks mag hebben voor het huwelijk, seks met wie men wenst, want Jezus is immers voor alle zonden gestorven (en behoeft men slechts te belijden ter vergeving). Wat een bedrog, Paulus spreekt duidelijk andere taal in zijn brieven. De christelijke vrijheid kan tot aanstoot worden voor de zwakke broeders. De christelijke vrijheid is echter GEEN vrijbrief tot zondigen, maar tot dienen en behagen van God. De disharmonie ligt in het VLEES, de dwang naar het aardse leven dat op zichzelf uit is. De Corinthiërs zijn vleselijk omdat er nijd en twist onder hen is. De ijverige vervulling van de wet uit EIGEN kracht is ook vleselijk. Het vlees is alles van het menselijke kunnen en wensen wat tegen God in gaat. De geest is de liefde voor God en de naaste op de eerste plaats. De radicale Zelfverloochening van Jezus aan het kruis.
Is er onenigheid (gij bijt elkaar en vereet) in de kerk, dan zal de gemeente ineen storten en komt er een einde aan de naastenliefde. Een duidelijk bewijs dat de wet niet vervuld wordt: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Hoe is er niet een verdeeldheid binnen kerken, weigeren kerken om samen te werken tijdens Kerst en evangelisatie campagnes? En wie lacht er? Ja, juist satan lacht want hij is dan de winnaar en de gelovige de grote verliezer.

Verzen 16-18 De ruïnering binnen de kerk kan slechts voorkomen worden als alle gemeenteleden in de Geest wandelen. Het begeren van het vlees is niet alleen de seksuele begeerte, het is de wens naar aanzien, dat andere gelovigen naar jou opkijken vanwege jouw plaats in de kerk. Het begeren van het vlees is een luxe auto, luxe woning, rijkdom, alles hebben en doen wat JOUW hart begeerd. Het is het verachten van Gods opdrachten en geboden. Het zijn de menselijke verkeerde gedachten in het menselijke verstand. Tijdens dit leven op aarde is er de voortdurende strijd tussen VLEES en GEEST. Zij staan loodrecht op elkaar. Want de gelovige is en blijft een zondaar met een zondig karakter die niet doet wat hij of zij wenst, maar de zondige natuur verleidt continue. Steeds een leven geleid door de Geest, kan de gelovige NEEN zeggen tegen de zonde en doen wat tot behagen is van God. De Geest maakt de menselijke wil vrij om tot welzijn van God te leven. De gelovige die zondags naar de kerk gaat en doordeweeks naar feesten gaat, leeft met ongelovige vrienden, zich niet bekommerd on het geestelijke leven, geen Bijbel leest, kan moeilijk verwachten dat de Geest hem of haar leidt (de Geest is uitgedoofd) want deze gelovige leeft een vleselijk leven. De consequentie het achterblijven op de aarde bij de Opname van de Gemeente.

Verzen 19-21 De personen die zo graag de wet onderhouden, beroepen zich op de duidelijk gedefinieerde en gedocumenteerde regels. Het scherp het geweten van de mens. De Geest geeft echter ook duidelijke leiding, daarvan getuigen de brieven van Paulus en de andere apostelen. In dit vers stelt Paulus de werken van het vlees als evident. Deze werken zijn niet slechts duidelijk in de wereld, maar helaas ook duidelijk in de gemeente, bij wereldse gelovigen. Sommige gelovigen beroemen zich op hun geestelijke gaven als teken van hun geestelijke leven. Terwijl hun levenswijze vol is van overspel, bedrog of rijkdom. De geestelijke gaven dienen tot winning van ongelovigen en berisping van gelovigen. De geestelijke gaven zeggen absoluut niets over hun persoonlijk geestelijk leven. Een test kan zijn te kijken naar de opsomming van verzen 19-21. Deze lijst is verre van compleet, men kan deze aanvullen met de 10 Geboden, 1 Cor. 6:10, Efeze 5:5, 1 Petrus 4:3-4, 15.
De test van het geestelijke leven volgt in vers 22. Ziet men deze vruchten in het dagelijkse leven van een gelovige, dan kan men zeggen dat hij of zij onder controle van de Heilige Geest leeft.

Wat zijn de werken van het VLEES?

Verzen 19-22 https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek; https://nl.wikipedia.org; https://www.encyclo.nl; wikipedia.org
  1. HOERERIJ In het Grieks wordt het woord Porneia gebruikt. In de Bijbelvertalingen doorgaans vertaald door ‘hoererij’ of ‘ontucht’. Porneia omvat hoererij en andere vormen van ongeoorloofde seksuele omgang. Alle seksuele omgang buiten de seksuele monogame relatie tussen de gehuwde man met zijn vrouw. Dus pornografie, incest, pedofilie, seks met hetzelfde geslacht of met dieren, prostitutie, seks voor het huwelijk.
  2. ONREINHEID onzindelijk, vuil, afkeurenswaardig, iets wat volgens de Tora niet aanvaardbaar is. Voorbeeld de Jood werd onrein na het aanraken van een kadaver van een dood dier.
  3. LOSBANDIGHEID Bandeloosheid; Buitensporigheid; Losheid; Ongebondenheid; Onzedelijkheid; Zedeloosheid. Wie zich niet aan morele regels en voorschriften houdt.
  4. AFGODERIJ Een afgod is een voorwerp van goddelijke verering dat niet de ware God is. Jupiter Apollo Mars waren goden der oude Heidenen, Wodan en Thor goden der Noormannen. De zon en maan kunnen voorwerpen van afgodendienst worden. Verering van satan en/of demonen, overleden personen. Boeddha beeld, Japanse beelden, beelden van heiligen in de Rooms-Katholieke kerk. Elke aanbidding die niet gericht is op God de Vader en de Here Jezus Christus.
  5. TOVERIJ Hekserij, Magie, Toverkunst, Voodoo. Bovennatuurlijke krachten (satan en demonen) trachten te manipuleren. Voor veel mensen in deze moderne wereld is toverij iets wat alleen thuis hoort in de sprookjeswereld en de fantasie. Na het tijdperk van het humanisme en rationalisme staat men steeds meer onder invloed van mystiek, esoterie, gnostiek en New Age. Verder moet men denken over paranormale gaven en verschijnselen.
  6. VETEN Blijvende vijandschap. Het niet wensen te vergeven, ook na excuus van de veroorzaker.
  7. TWIST Onenigheid, ruzie veroorzaken, afkeer hebben, conflict, debat, dispuut, geschil van mening.
  8. AFGUNST of jaloezie is een soort ongenoegen en ergernis over andere mensen. Het is een gevoel dat als onaangenaam wordt ervaren. Iemand die jaloers is, heeft als wens dat een ander minder heeft dan hijzelf, of dat een ander iets verliest wat hij dan op zijn beurt zelf krijgt. Vervelend gevoel omdat iemand anders iets leuks of moois heeft. Een misgunnen van wat de ander heeft.
  9. UITBARSTINGEN VAN TOORN is een gemoedstoestand van misnoegen, waarin men alle kalmte verliest; een heftige gemoedsbeweging. Verliest de toornige zijn heerschappij over het verstand, dan spreekt men van woede. Gaat deze woede met groot getier of heftige bewegingen gepaard, dan gebruikt men razernij.
  10. ZELFZUCHT Egoïsme, Eigenbelang, Hebberigheid, Zelfzuchtigheid. Het nastreven van eigenbelang, zonder met anderen rekening te houden. Zelfzucht is een menselijke eigenschap waarbij iemand streeft naar eigen voordeel en geluk met verwaarlozing van de belangen en het geluk van anderen.
  11. TWEEDRACHT Het niet met elkaar eens zijn, verdeeldheid, geschil van mening, onmin, controverse, wrijving.
  12. PARTIJSCHAPPEN Het partij kiezen van een bepaald persoon of iets. Verdeeldheid.
  13. NIJD vijandschap uit haat, bittere afgunst, misnoegen over de welvaart (de eer, het geluk, de rijkdom, enz.) van anderen.
  14. DRONKENSCHAP is een lichamelijke en psychische toestand waarbij sterke gedragsveranderingen optreden door een teveel aan alcohol in het bloed. Bij mensen treedt dit doorgaans op door het drinken van alcoholhoudende vloeistoffen. Het niet meer helder kunnen denken en handelen. Maar men kan ook denken aan het gebruik van verslavende middelen.
  15. BRASSERIJEN uit de betekenis van het oorspronkelijke Griekse woord komos, de betekenis van braspartij, zwelgpartij, datgene wat samengaat met en de gevolgen van dronkenschap, overdadig eten en drinken, gulzig en overdadig, losbandigheid.

Paulus en Petrus waarschuwen dat deze gelovigen het Koninkrijk Gods NIET zullen beërven. Onder de wet, hebben de werken van de mens de dood gebracht. De Geest komt met vergeving van zonden en liefde. De gelovige die de werken van de Geest vaarwel zegt en het zoekt in het wereldse, zegt zijn of haar geloof van vergeving vaarwel en zal de consequentie van het niet beërven van het Koninkrijk Gods verkrijgen. De wegen van de wereldse gelovigen eindigen in de dood, de vergankelijkheid. Zij blijven achter bij de Opname van de Gemeente. Mogen zij dit berouw en inkeer komen in de beproevingen van de Grote Verdrukking en niet bezwijken om het teken 666 aan te nemen, dat bekend een definitief einde in de poel des vuurs. Hopelijk komen deze gelovigen tot inzicht en weigeren het teken 666, wat een marteling betekend, maar eeuwig leven (op de Nieuwe Aarde?), niet in de poel des vuurs.

Vers 22 De vrucht van de Heilige Geest moet gescheiden worden van de gaven van de Heilige Geest in 1 Cor. 12:8-11. Gegeven gaven zijn definitief en worden door zonden van de eigenaar niet ontnomen. Zij dienen tot bouw van het Koninkrijk van God. De vrucht van de Heilige Geest is een persoonlijk iets, groeit normaal gesproken, en bepaalt de verhouding van de gelovige in zijn of haar relatie met God. Hoe dichter bij God, hoe gehoorzamer de gelovige is, deste meer zal de vrucht van de Heilige Geest zichtbaar zijn in het DAGELIJKSE leven van die gelovige. Sommigen zeggen dat de enkelvoud vrucht en niet meervoud vruchten wijst dat alle opsommingen in dit vers betekent dat allen aanwezig zijn. Persoonlijk kan ik dit niet getuigen. Dat zij allen 9 tegelijkertijd aanwezig zijn.

Wat zijn de werken van de Geest?

  1. LIEFDE, zie 1 Corinthiers 13
  2. BLIJDSCHAP is een positieve emotie, een tevredenheid met de omstandigheden of omgeving. Wie blij of gelukkig is, ondervindt geen gebrek of stress, heeft positieve gevoelens over de omgeving of zichzelf en heeft dan ook geen grote behoefte om de omstandigheden te wijzigen. Een bekende uiting van vreugde is lachen, maar soms kan iemand ook huilen van blijdschap. Wie blij is, zal anderen ook blij maken – Anne Frank.
  3. VREDE wordt in positieve termen gedefinieerd als een heilzame toestand van rust en harmonie, of in negatieve toestand als afwezigheid van stoornis, twist of strijd.
  4. LANKMOEDIGHEID Barmhartig, Edelmoedig, Geduldig, Genadig, Goedertieren, Tolerant, Verdraagzaam. Zeer geduldig, toegevend, veel kunnen verdragen (alvorens toornig te worden).
  5. VRIENDELIJKHEID iets waaruit zorg en aandacht voor anderen blijkt, glimlachen, complimentjes geven, belangstelling voor de ander hebben, hoffelijk, elkaar bijstaan in voor- en tegenspoed, oprechte interesse in de ander.
  6. GOEDHEID heeft in zich de betekenis van een zekere mate van uitstekendheid. Het is een begerenswaardige kwaliteit, iets dat aan te bevelen is, betrouwbaar, aangenaam, verheugenswaardig, bewonderenswaardig, heel erg welkom. Een ijverig bezig zijn met goed te doen. God kan soms op zeer scherpe wijze corrigeren, het is dan goedheid in actie. Zo kunnen ouders hun kind corrigeren en dat is goed omdat het helpt een verantwoordelijke volwassene voort te brengen.
  7. TROUW of loyaliteit is een morele verbondenheid, vasthoudendheid, of het zich houden aan een verbintenis, band, of verplichting. Waar deze verplichting niet wordt nageleefd, waar trouw wordt geschonden en ontrouw intreedt, kan sprake zijn van verraad.
  8. ZACHTMOEDIGHEID verwijst naar een karaktertrek die getuigt van vriendelijkheid en goedigheid. Iemand die zachtmoedig is, heeft een vriendelijk karakter en is zacht van aard. Zachtmoedige personen zullen een ander nooit opzettelijk schade berokkenen, aangezien dat tegen hun zachtmoedige aard indruist. Zacht van gemoed, niet geneigd tot heftigheid, zich gemakkelijk schikkend.
  9. ZELFBEHEERSING wil zeggen dat je in sterk emotionele situaties in staat bent met je eigen emoties om te gaan; je hebt controle over je eigen gedrag, slaagt erin wensen, behoeften en driften in de hand te houden en weet escalaties te voorkomen. Het Griekse woord enkrateia, dat betekent: "macht bezitten, sterk, heerschappij hebben, in bezit hebben, onder controle hebben, (zelf-)beheerst, begeerten en verlangens in de hand houden".

Vers 23 De vrucht van de Heilige Geest vervult de wet, God liefhebben en jouw naaste als jezelf. Dit kent geen wet meer als dwang maar is een spontaniteit die uitgaat van de inwonende Heilige Geest. Het is niet iets wat de gelovige onder controle heeft, het is de Heilige Geest Die in de gelovige werkt, mede doordat de gelovige deze vrucht wenst en door zijn of haar heilige levenswandel.

Verzen 24-26 De gelovige die Christus Jezus toebehoort, zal een discipel/navolger van Jezus zijn. De medemensen zullen de levensstijl van Jezus in zijn of haar dagelijkse leven zien. Een leven van opoffering, het goed met de medemens voor hebben, geen kwaad, vergevensgezind, maar ook streng in berisping zoals tegen de Farizeeërs en schriftgeleerden. Vol van onderwijzing en met voorbeelden uit het dagelijkse leven. Een leven gericht om God de Vader te behagen. Niet op zichzelf gericht, eenvoudig zonder rijkdom, een delen met elkaar. Weerstand tegen verleidingen van de wereld (de drie verzoekingen aan Jezus door satan). Het neen zeggen tegen begeerten en hartstochten, dat mensen tegen jou opzien, pochen op jouw kwaliteiten.
Het is de Heilige Geest Die van zonden overtuigd, die zorgdraagt dat de gelovige het spoor houdt. De voorwaarde is dat de gelovige zichzelf openstelt voor de werking van de Heilige Geest door zijn of haar zondebelijdenis en niet bedroeven van de Geest. Dat houdt ook in niet praalziek, niet elkaar tarten, niet elkaar benijden.

Terug naar topTerug naar boven

Galaten 6 - Ondersteun elkaar

Vers 1 Paulus gaat voort in zijn onderwijs. De judaïst helpt de gevallen broeder niet, zijn wet doodt de liefde, en hij dankt God dat hij niet gevallen is. In deze sfeer telt iedere misstap (zonde, overtreding van de wet) als een blunder van de naaste, een degradatie, een misstap van het vlees.
Paulus wijst erop dat gemeenteleden slechts zondige mensen zijn. U die zo weet te vermanen en uw broeder of zuster op een overtreding weet te betrappen, pas op, want jij zelf bent ook slechts een mens, makkelijk kun je in dezelfde overtreding vallen. Waar is jouw geestelijk leven in de Geest en broederlijke liefde en ondersteuning? Een berisping in liefde is correct, maar daarna moet de opvang komen zonder niet weer in de overtreding valt.

Verzen 2-5 Paulus gaat dieper, samenleven in de gemeente is alleen mogelijk als men elkaar opbouwt, helpt en er onderlinge liefde en geduld is. Het spoor houden van de gemeente is in gevaar: de individualistische zelfverheerlijking. Men acht zichzelf beter dan de ander, en met dat hoogstaand geestelijk leven heeft men het recht om de mindere broeder of zuster terecht te wijzen. De apostel wijst deze gewichtig doen af. Is er echte waardigheid of aanzien, zijn er dingen waarin de een uitmunt boven de ander, dan dient men elkaar daarin te verdragen. En zo wordt de wet van Christus vervuld, in alle ootmoed acht men de ander uitnemender dan zichzelf. Dat is het gebod van de liefde. Die gezindheid leefde bij Jezus als dienstknecht.
Ieder beproeft zichzelf of hij of zij dagelijks de proef van Jezus kan doorstaan of dat men struikelt bij de vergelijking met Jezus. Ieder heeft zijn of haar eigen plaats in het lichaam van Christus en zijn of haar eigen gave van de Geest ontvangen. De een is niet meer dan de ander. Het is het werk van Jezus en van de Heilige Geest. De zondige mens heeft niets om zichzelf uitmuntender te achten dan de ander. Een ieder zal zlef rekenschap moeten afleggen aan God.

Verzen 6-8 Jezus stelde de regel dat de verkondigers van het evangelie leven, Mat. 10:7-15. De gemeenteleden zijn verantwoordelijk voor de kosten van de kerk, inclusief kerkgebouw, licht, water, onderhoud en salaris van voorganger, evangelisatie. De boodschap van het evangelie en onderwijs moet grondig en met orde worden gebracht. Geld en goed moeten uit de gemeente komen. De apostel neemt deze zaak hoog op: GOD LAAT NIET MET ZICH SPOTTEN! Als een gemeente wel gewichtigheden en geestelijke gaven (zoals spreken in tongen) ten toon spreidt en anderen weet te berispen, maar faalt in de materiële gaven, dan spot men met God! Dat is vroom bedrog. Het werk van de duivel middels permanent geldgebrek. Het is God echter ernst met de instandhouding van de evangelisatie en de gemeenten.
Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Laat de boer na om goed en veel zaad te zaaien, dan zal hij ook een slechte oogst ontvangen. Laat de gelovige na om het evangelie te zaaien en dit mogelijk te maken, dan zal hij of zij slechts als door het vuur gered worden en geen loon ontvangen. Wie karig zaait, oogst de dood. Wie in het vlees leeft, oogst de dood. Wie leeft in de Geest, zal goud, zilver of kostbare gesteente oogsten. Een rabbijnse tekst zegt: "Op de nieuwjaarsdag wordt het levensonderhoud van de mens voor het komende jaar door God vastgesteld. Daarbuiten valt echter wat de mens voor de feestdagen uitgeeft of zijn kinderen als geschenk in het huis van hun leraar brengen: wat hij voor deze dingen uitgeeft, schenkt God hem bovendien, wat hij hierin kort, kort hij God".

Verzen 9-10 De gemeente leden moeten voortdurend gestimuleerd worden om in de Geest te leven en naar terug te keren naar een leven in de wereld. Dat eist alle aandacht van voorganger, oudste, diaken, zondagsschool onderwijzer en Bijbelstudie groepsleider. Hun eerste verantwoording zijn hun eigen leden, maar daarnaast de sociale zorg van buitenstaanders. Het zou een aanfluiting door de wereld zijn als de kerk zich niet bekommert om de ellende in de wereld.

Vers 11 Een eigenhandig slot van deze brief. Is de eerdere inhoud van deze brief gedicteerd door Paulus? En volgt nu een eigenhandig slot? Waarom met grote letters? Een verklaring is om indruk te maken. Een andere verklaring is dat Paulus ten gevolge van zijn verblinding op de weg naar Damascus een verblinding heeft overgehouden. In elk geval eigenhandig, een geschrift dat de Galaten kennen, en weten dat deze brief van Paulus afkomstig is en niet van iemand anders.

Verzen 12-16 Paulus keert zich nogmaals tegen zijn tegenstanders, die zich uiterlijk goed willen voordoen en een mooie rol wensen te spelen. Het zijn lieden die de wet wensen op te leggen met onder meer de besnijdenis, maar zichzelf verre houden om de wet te volbrengen. Dus zeg de apostel, volg hun voorbeeld niet na. Zij wensen de wet op te leggen en verwerpen het kruis van Jezus Christus die vrijheid brengt en eeuwig leven. Men kan slechts nog op één wijze goed doen, namelijk als slaaf van de Here Jezus Christus. Het kruis van Jezus heeft de vrijheid van de straf op de zonde (de wet) gebracht. Dat is alle roem waart. De gelovige is een nieuwe schepping in Jezus, een nieuwe burger in het Hemels koninkrijk.

Verzen 17-18 Paulus verzoekt de Galaten hun aanvallen op zijn evangelie, zijn apostolaat en persoon te staken. De vervolgingen door Joden (2 Cor. 11:24-27) hebben duidelijk hun littekens bij hem achtergelaten. Het bewijs dat hij bereid is voor het evangelie en zijn Heer te lijden, en er niet op uit is om mensen te behagen. Het beste bewijs van zijn apostolaat. Er is geen groet en geen heilige kus aan het einde van deze brief. Het is een genade van de Here Jezus Christus die hun ogen moet openen. Een koel besluit aan de broeders.

Terug naar topTerug naar boven