God is kennis  

HET GOEDE NIEUWS ZENDING

Bijbelstudie van Mattheüs 27-28

  1-10      11-20      21-26      27      28  

Bron: Het evangelie naar Mattheüs ISBN 9026607660; New Testament Commentary ISBN 0851511929

De kruisiging van Jezus - Mattheüs 27

Verzen 1-2 Het ongeldige genomen besluit om Jezus te doden, wordt nu in de morgen overgezet in een rechtsgeldig besluit. Een besluit door AL de overpriesters en oudsten des volks. Waarom Mattheüs de schriftgeleerden weg laat, weten we niet, Lucas 22:66 vermeld de schriftgeleerden wel. Zijn de schriftgeleerden niet meer aanwezig, omdat het Schriftuurlijke bewijs was geleverd dat Jezus godslastering had gepleegd?
In 6 na Christus werd een Romeinse stadhouder in Judea aangesteld, en werd het ambtsgebied van het Sanhedrin, dat als hoogste Joodse autoriteit de wereldlijke (inclusief het uitspreken van de doodstraf) en geestelijke zaken beperkt. De uitvoerende macht, inclusief de veroordeling tot en uitvoering van de doodstraf, kwam te liggen bij de Romeinse stadhouder of procurator (Joh. 18:31), die in Caesarea woonde en niet in Jeruzalem. Het Sanhedrin regelde de plaatselijke zaken, terwijl het hoogste rechtelijke gezag in handen bleef van de stadhouder overeenkomstig de toenmalige heersende Romeinse praktijken. Pontius Pilatus was van 26-36 n.C. procurator (zijn officiële titel) over Judea. Flavius Josephus gebruikt de titel van stadhouder, wat vooral duidt als militaire bevelhebber. Vanwege de grote hoeveelheden Joden van in Judea als buiten Judea (en mogelijke opstand en oproer) was Pilatus in Jeruzalem. Mogelijk in de burcht Antonia ten noorden van het tempelplein of in het paleis van Herodes in het noordoosten van Jeruzalem (dit laatste is onwaarschijnlijk gezien Lucas 23:7).
Het besluit door het Sanhedrin om Jezus te doden, mochten zij niet uitvoeren. Daarom wordt Jezus geboeid naar Pilatus overgebracht, zodat de stadhouder het vonnis kan bekrachtigen en uitvoeren.

Verzen 3-4 De verloochening door Petrus, leidde tot zijn berouw en inkeer. Het verraad door Judas leidde tot zijn dood. Wanneer het berouw van Judas optrad, wordt niet vermeld, is dit na de nachtelijke veroordeling of na het leiden van Jezus naar Pilatus? In elk geval, hij keert terug naar de overpriesters en oudsten (nog in vergadering?). Hij sprak overstaande tegenover allen: IK HEB GEZONDIGD en ik heb onschuldig bloed verraden. Hoe zullen de aanwezigen hem uitgelachen hebben. Zij hadden hun doel bereikt en hadden geen boodschap en zaken meer met Judas. Zijn uitspraak van ik heb onschuldige verraden, is te laat, het besluit om Jezus te doden is genomen, daaraan kan Judas niets veranderen. Judas is schuldig, want ieder mens is persoonlijke verantwoordelijk voor zijn daden. Anders het feit dat de profetieën in vervulling gaan en ondanks dat satan in Judas voer. Het karakter van Judas (dief, oneerlijkheid, hebzucht) heeft tot deze daad geleid. Voor het Joodse geweten, was berouw onlosmakelijk verbonden met de verplichting het ten onrechte verworven, terug te geven. Lucas 19:8-9 is hier een duidelijk voorbeeld van: de ongelovige die tot berouw en tot geloof komt, vergoed het gestolen aan de rechtmatige eigenaar.
Het vergieten van onschuldig bloed is een zeer zwaar vergrijp in het O.T. Het proces moet heropend worden, want anders staat niet slechts de verrader schuldig, maar ook de rechters die de veroordeling hebben uitgesproken. Maar de rechters eerbiedigen hun eigen wetten niet en antwoordden met: Wat gaat ons dit aan? Zij die zich zo voordoen als degenen die de wetten van Mozes respecteren en onderhouden, zijn degenen die de wet buiten werking stellen.
Les: Hoe gevaarlijk is het wanneer minderheden, hun wil willen opleggen aan de meerderheid. De minderheid die wetten willen veranderen en helaas daarin slagen om hun wil vast te leggen in wetten (die tegen Gods geboden en inzettingen in gaan), zodat de meerderheid moet gaan gehoorzamen. Denk daarbij aan het toestaan van seks met kinderen en dieren, gevangenisstraf voor mensen die waarschuwing tegen homoseksualiteit, geen verschil meer tussen jongens en meisjes. De bevolking dient waakzaam te zijn en geen tolerantie, protesteren tegen deze wetten die de regering wenst aan te nemen, geen producten meer kopen van bedrijven die dit bevorderen.

Vers 5 Nu de overpriesters en oudsten het bloedgeld niet wensen terug te nemen, heeft Judas een probleem, hij moet het geld kwijt op de een of andere manier teruggeven. De overpriester en oudsten waren bijeen in de voorhof der heidenen of in het paleis van Kajafas. Dus gaat Judas naar de tempel (waar de offers gebracht werden) en werpt het geld in de tempel. Wat wij ons daarbij moeten voorstellen, weten wij niet. Waren de dertig zilverlingen in een zak waarvan het koord niet was aangetrokken? Slingerde hij de zak naar het tempel gebouw en rolde de zilverlingen uit de zak de tempel (het heilige) binnen? In elk geval een verontreiniging van de tempel door het bloedgeld. Daarmede wordt Zach. 11:11 en 13 vervuld.
Wat een triest einde, Judas verwijderde zich en verhing zich. Hoe dit te rijmen is met Hand. 1:18 dat zijn ingewanden naar buiten kwamen, weten we niet. Een mogelijkheid is dat het koord bracht en hij van een rots stortte?
Laat dit een les zijn voor de gelovige. God wenst te vergeven en vraagt berouw en inkeer. Vraagt niet om onze dood en veroordeling tot de poel des vuurs, maar tot geloof te komen in Jezus Christus tot vergeving van zonde. En indien mogelijk onze foute handelingen ongedaan te maken (Lucas 19:8). Hoe zwaar onze zonde ook zijn, bij God is vergeving mogelijk voor hem of haar die tot erkentenis van schuld en zonde wenst te komen. In Jezus Christus is vergeving mogelijk.

Vers 6 De dienende priesters in de tempel zien wat er gebeurd. Zien tot hun grote schrik het bloedgeld in de tempel rollen. Waren deze dienende priesters in de tempel op de hoogte van wat zich in de nacht had afgespeeld en de beslissingen van de overpriesters (Lucas 1:23)? Zij informeerden de overpriesters, die nu een probleem hebben. Het geld mag niet in de offerkist, want het is naar hun eigen woorden bloedgeld (dat is geld als beloning verkregen voor moord) dat evenmin als hoerenloon in de tempel gebracht mocht worden (Deut. 23:18), daarmede bekennen zij dat zij welbewust moord begaan.

Verzen 7-8 Zij besluiten het land te kopen voor de begraafplaats van vreemdelingen, voor heidense bezoekers van Jeruzalem: onrein geld voor een onreine plaats voor onreine mensen. Mogelijk was dit land een plaats waar klei gewonnen werd voor de pottenbakker en nu geen klei meer was en dus een nutteloos stuk land wat voor een lage prijs gekocht kon worden. In de toekomst zou het land (Hand. 1:19) bloedakker heten, welke tot vandaag nog steeds aanwezig is in de Vallei van Hinnom, zuid Jeruzalem.

Verzen 9-10 In vervulling gaan de profetieën in Jeremia 18 en 19, en Zacharia 11. Mattheüs haalt niet letterlijk de teksten aan, maar het is duidelijk dat de geschatte waarde van dertig zilverlingen en de koop van het land van de pottenbakker hier vervuld worden.

Verzen 11-14 Jezus wordt naar de stadhouder Pilatus gebracht, niet met de beschuldiging van de overpriesters van godslastering, maar aan Pilatus werd de beschuldiging ingebracht van oproer: Koning der Joden. Pilatus stond niet welwillend tegenover de Joden. Voor hem wordt gebracht een man die beweert de Koning der Joden te zijn. Voor hem had dat een totaal andere betekenis politiek gezien dan voor de Joden. In hoeverre Pilatus bekend was met de Joodse leer omtrent de Messias, weten we niet. Enerzijds wil Pilatus recht doen en geen onschuldige veroordelen, maar zijn eigen positie als stadhouder vindt hij belangrijker en is daarmede bereid Jezus te offeren.
Met het antwoord van Jezus: "Gij zegt het" (Joh. 18:37 Gij zegt, dat Ik koning ben) kan Pilatus niet uit de voeten, want het is geen bekentenis. Pilatus is verbaasd, voor hem staat iemand waartegen vele beschuldigingen worden ingebracht, en Jezus verdedigd zich niet en blijft zwijgen. Wat moet hij met deze persoon? Overduidelijk is dat Jezus boven de situatie staat. Hij heeft de situatie onder controle en is niet bang. Hij weet immers dat Pilatus geen macht heeft. Joh. 18:36 Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Jezus weet dat Hij gekruisigd gaat worden.
Hoe is het met ons als gelovige gesteld, gaan wij in verdediging tegen de vele (valse) beschuldigingen die de ongelovigen tegen ons inbrengen, of blijven wij rustig en geven de Heilige Geest de kans om onze verdediging te voeren en soms totaal niet in te gaan om de valse beschuldigingen en zwijgen wij? Paulus liet zich geselen en beriep zich na de geseling op het feit dat hij Romein was (Hand. 16:22-23, 36-37).
Pilatus laat zich door de overpriesters niet van de wijs brengen. Voor hem staat de Koning der Joden die zwijgt. De koning der Joden kan zijn positie in gevaar brengen, opstand en oproer, om de Joden te bevrijden van het Romeinse juk. Maar hij is zich bewust dat de beschuldiging vals moet zijn, want het eigen Joodse volk wenst hun eigen Koning te kruisigen. Een vreemde zaak. Volgens de overpriester, een vrijheidsstrijder die oproer moet veroorzaken, terwijl voor hem staat een zwijgende en rustig persoon. Een grote tegenstrijdigheid, waaruit Pilatus concludeert dat de beschuldigen niet kloppen. Pilatus is met de zaak verlegen en wil van de zaak af en stuurt Jezus naar Herodes (Lucas 23:8-12). Maar Herodes geeft de zaak terug aan Pilatus.

Verzen 15-18 Het was de gewoonte van de stadhouder om iemand naar keuze van het volk vrij te laten. Wanneer deze gewoonte gebruikelijk was, weten we niet, of dit slechts geschiedde bij het Pascha of vaker. In elk geval was het reeds eerder gebeurd en een gebruik van de stadhouder om het Joodse volk een plezier te doen. Zoiets verminderde de haat tegen de Romeinse bezetter en kon de spanningen met de vele Joden van alom vandaan tijdens het pascha verminderen. Amnestie te verlenen, zoals ook heden soms geschied door de president van een land.
Barabbas was een vrijheidsstrijder, die wegens doodslag in de gevangenis zat (Lucas 23:19), en wachtte op zijn berechting. Pilatus is zich wel bewust (wist=èidei) dat Jezus uit nijd (=dia phthonon) is overgeleverd (vers 18). Pilatus is bewust dat voor hem staat een onschuldig iemand, die hij niet kan veroordelen. Maar hij is bevreesd voor oproer en probeert Jezus vrij te krijgen door voor te stellen om een beruchte moordenaar amnestie te verlenen. In de hoop dat het volk niet voor vrijlating van deze moordenaar kiest. Helaas voor Pilatus valt zijn plan in deugen. Pilatus had zijn toevlucht genomen om een keuze te laten maken door het volk. Pilatus had zijn gezag als stadhouder moeten uitoefenen, duidelijk en klaar moeten zeggen, ik vind geen schuld in Hem en Jezus moeten vrijlaten, dat was de verantwoordelijk volkomen van Pilatus.
Hoe is het met ons als gelovige gesteld, nemen wij onze toevlucht tot list of verkondigen wij het Woord van God nauwkeurig en naar waarheid?

Vers 19 Terwijl Pilatus op de rechterstoel zit om de beslissing van het volk aan te horen, komt de boodschap van zijn vrouw: In een droom heb ik veel geleden om die rechtvaardige. Dat vrouwen van invloedrijke bestuurders veel invloed hebben op hun man, is geen onbekend verschijnsel.
Volgens apocriefe verhaal zou Pilatus aan de Joden hebben verteld en tegen hen hebben gezegd: Gij weet dat mijn vrouw godvrezend is en in verbondenheid met u het Joodse geloof naleeft. En het volk antwoordde met: Ja, dat weten wij. Na dit antwoord zou hij de boodschap van zijn vrouw hebben verteld. Waarna het volk antwoordde: het is een demonische droom geweest die Jezus als boze tovenaar aan haar heeft gezonden. Op deze wijze staat deze vrouw aan de kant van de duivel. Wat een beschuldiging. Voor Pilatus moet het duidelijk zijn geweest dat het volk Jezus kwijt wilde ten kostte van alles.
Of dit apocriefe verhaal waar is of niet, voor Pilatus moet het een enorme waarschuwing zijn. Een droom ingegeven door God, door goddelijke openbaring, deze man is rechtvaardig, dus volkomen onschuldig. Beste man, luister niet naar deze beschuldigen, jij bent stadhouder, laat je niet in met onschuldig bloed te vergieten, vonnis een rechtvaardig oordeel.
Les voor degenen die mensen moeten beoordelen (rechters, advocaten, etc.) denken zij aan hun eigen hachje en eigen voordeel, of komen zij op voor de onschuldigen en helpen de onschuldige?

Jezus en scharenVers 20 Het zijn de overpriesters en oudsten die de scharen opzetten. Wat een verantwoordelijkheid van religieuze mensen, die beweren God te vereren en te dienen. Hoe zien wij dit nu niet terug bij politieke leiders, die met valsheden de bevolking misleiden voor hun eigen welzijn en eigen (verborgen) doelen. Het doel van de Joodse leiders was de dood van Jezus. De bevolking is volkomen blind geworden. Voor hen staat hun toekomstige Koning Jezus, de Bevrijder van zonde en satan, de Vergever van zonde, de Genezer van ziekten en demonen. Blind zijn ze en vragen om Zijn dood, opgestookt door hun (blinde) leiders.

Vers 21 De scharen antwoordde: Barabbas. Het moet voor de overpriesters en oudsten een makkelijk taak zijn geweest om de scharen te overreden. Barabbas was de vrijheidsstrijder die in opstand kwam tegen het Romeinse gezag en juk. Hij wilde Judea bevrijden en deze Jezus sprak slechts over zonde en berouw. Hij vervulde in de ogen van de scharen zijn messiaanse taak niet van bevrijding van de Romeinen.

Vers 22 Pilatus heeft de beslissing in handen gelegd van het Joodse volk en met hun antwoord zit hij nu in de problemen. Wat nu met de vraag aan het volk: Wat moet ik doen met Jezus? Volgens Joh. 19:6 waren het de overpriesters en hun dienaren die het eerst schreeuwden: Kruisigen. Joh. 19:6-12 geeft een uitgebreider verslag. Volgens het volk heeft Jezus gezegd dat Hij de Zoon van God is. Pilatus werd nog meer bevreesd. Hij gaat de Zoon van God kruisigen? Komt de wraak der goden straks over hem. Pilatus antwoordde terecht tegenover Jezus dat hij de macht had om Hem los te laten.
Het zijn de overpriesters die verantwoordelijk zijn voor het organiseren van deze volkswoede, maar dat ontheft het volk niet van hun deelname en medeplichtigheid. Les: Pas op voor leiders van minderheidsgroepen, zij hebben slechts hun eigen doelstellingen voor ogen en hun eigen belangen. Let op dat men niet misleid wordt en tegen Gods wetten in gaat. Gelovigen dienen waakzaam te zijn en te onderzoeken naar de ware doelen, om niet medeplichtig te worden en schuldig voor God.

Pilatus is verantwoordelijk voor de dood van Jezus

Verzen 23-25 Pilatus is een lafaard, hij is de rechter. Hij is VOLLEDIG als Romeins (heiden) gezaghebber en rechter verantwoordelijk. Echter hij vrees meer voor een opstand en uit zijn macht te worden gezet door de keizer in Rome. Hij neemt zijn toevlucht in het wassen van zijn handen in onschuld, welke voor de Joden zeer bekend was, zie Deut. 21:6-7. Duidelijk voor de overpriesters, oudsten en het volk is dat Pilatus Jezus ONSCHULDIG verklaard: Ik ben onschuldig aan Zijn bloed, jullie zien maar wat er van komt. Dat is een valsheid. Als iemand weet dat iemand een moord plant, en je deze persoon niet weerhoudt of de geplande persoon niet waarschuwt, dan is men medeplichtig en verantwoordelijk. De hoofdschuldige aan de dood is de heiden, de rechter en gezaghebber Pilatus die toestaat dat Jezus wordt gekruisigd. Daarom kunnen wij niet zeggen dat het Joodse volk als totaal (een minderheid van de bevolking was aanwezig voor Pilatus) schuldig is aan de dood van Jezus en hun uitspraak: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen, geldt voor de aanwezige overpriesters, oudsten en de daar aanwezige scharen en niet als totaal van het Joodse verbondvolk. De heiden Pilatus is hoofdverantwoordelijk!
"Christenen" die door deze uitspraak beweren dat de kruisiging van Jezus, daarmede de toorn van God over het Joodse volk heeft afgeroepen over zichzelf, zien de verantwoordelijkheid van de heiden Pilatus over het hoofd. Maar nog belangrijker, het was God en Jezus Zelf, Die de macht gaven tot de kruisiging van Jezus. De christen moet begrijpen dat zonder de kruisiging, er geen vergeving van zonde mogelijk was.

De kruisiging van Jezus was een bittere noodzaak om vergeving van zonde te krijgen.

Iedere christen moet besef hebben van zonde en beseffen dat hij/zij Jezus heeft veroordeeld tot de dood van Jezus aan het Kruis. Door de zonde van jou, heb je Jezus veroordeelt tot de kruisiging. Jezus is Hij, Die jouw straf op de zonde heeft weggenomen, mits je gelooft in Jezus Christus als jouw persoonlijke Verlosser.

Geseling van JezusRomeinse GeselVers 26 Pilatus geeft in en laat Barabbas vrij. De geseling was een Romeins gebruik welke vooraf ging aan de kruisiging. De Romeinse zweep bestond uit een korte houten stok waaraan verschillende riemen waren bevestigd. Elk leren riem had stukken van lood of koper met een scherpe punt. Het slachtoffer moest voorover gebogen zitten. Gewoonlijk stond een soldaat een aan de rechterzijde en de ander aan de linkerzijde van het slachtoffer, zodat de slagen diep in het vlees doordrongen, vaak de aderen kapot sloegen. De hoofdman telde het aantal slagen en gaf het bevel tot de slag. Een enkele keer stierf het slachtoffer reeds onder deze geseling, daarom de beperking tot maximum 40 slagen.

Kroon van doornenScharlaken mantelVerzen 27-30 Wat met de vertaling gerechtsgebouw (Griekse woord is ontleend aan het latijnse praetorium) wordt bedoeld, is niet duidelijk. In elk geval, was in dit aangeduide gebouw een gehele afdeling (500-600 soldaten) aanwezig. De soldaten begonnen met een afschuwelijk bespotting. Zij trekken zijn eigen kleding uit en gaven hem een scharlaken (donkerrode tot purperen kleur) mantel en een kroon. Jezus die de Koning der Joden zou zijn (zoals de aanklacht in vers 11 had geluid), wordt op een afschuwelijk wijze vernederd en een koninklijke mantel geven met een kroon van doornen. De rode mantel die de Romeinse soldaten droegen, wordt hier als quase koninklijke mantel gegeven. Een krans van acanthus bladeren, een stekelige plant die veel in Judea groeide, wordt gevochten. Hoe zwaar moet het voor Jezus zijn geweest om niet Zijn Macht te tonen, maar deze bespotting kalm te ondergaan. Jezus kon een legioen engelen aanroepen om deze soldaten te bestraffen, maar Hij bleef volharden in de Wil van Zijn Vader. Bespottend aanbidden en vallen een voor een op de knieën, sprekende: gij Koning der Joden. Met andere woorden waar is jouw macht, waar zijn jouw soldaten, wij zijn het die macht over U hebben. Tegelijk spuwde elke soldaat Hem in het gelaat en slaat met het riet de doornen dieper in het vlees van Jezus' hoofd. Het bloed moest over zijn hoofd en in zijn ogen zijn gestroomd. De Romeinse soldaten, die vaak in hinderlagen van Joodse vrijheidsstrijders vielen, nemen hun kans waar om al hun woede, haat en agressie te koelen op de Jood Koning der Joden, Jezus.
Wat de soldaten onbewust deden, was enorm significant. De kroon van dorens symboliseert levendig de vloek van de zonde die geplaatst werd op Jezus’ hoofd. Dit verwijst terug naar Genesis 3:18 (de zonde heeft de vloek van doornen en distels in de wereld gebracht) en herinnert ons eraan waarom Jezus naar het kruis ging, om de straf op zonde te dragen als onze Plaatsvervanger!

Vers 31 Na dit wrede spel wordt Jezus weggeleid om te worden gekruisigd. Joh. 19:4-16 geeft een intermezzo tussen het spel van de soldaten en de kruisiging. Was Pilatus niet aanwezig bij deze bespotting door de soldaten, zodat hij er een einde aan kon maken? Johannes verteld dat Jezus opnieuw naar Pilatus wordt gebracht en deze bespotte en bebloede Jezus opnieuw aan de overpriesters, hun dienaren en scharen wordt tentoongesteld. Pilatus schrikt wanneer het volk roept: Hij moet sterven want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt. Pilatus sprak met Jezus.
Kunnen we terug denken aan de woorden van Jezus, Die sprak over Zijn Verrader Judas: Wee de mens die Mij verraad? Kunnen we dit niet doortrekken naar Pilatus, die alle macht had om Jezus niet te laten kruisigen? En wee de overpriesters!
Maar Pilatus is een lafaard, nadat de scharen roept: Een ieder, die zich koning maakt, verzet zich tegen de keizer. Pilatus heeft grote angst voor de keizer, die hem kan straffen en doden. Maar zijn angst had veel groter moeten zijn voor God, Die hem zal straffen en doden.

De kruisiging van Jezus

Vers 32 Mogelijk waren de Romeinse soldaten bang dat Jezus door uitputting niet in staat zou zijn het Kruis tot Golgotha te dragen. Dan zouden zij niet in staat zijn het vonnis tot kruisiging uit te voeren. Mogelijk dat dit de reden was, waarom zij zochten iemand dwongen om het Kruis te dragen. Hun oog viel op Simon. Hoe zwaar de dwarsbalk was, is onbekend.

Verzen 33-36 Golgatha (Hebreeuws) was mogelijk een rots in de vorm van een schedel. Echter de juiste plaats is omstreden. Volgens Joods gebruik werd wijn vermengd met gal gegeven om hem te verdoven. Jezus wenste niet te drinken, mogelijk om volledig de Wil te doen van Zijn Vader en het volle lijden aan het Kruis te ondergaan in volle bewustzijn.
(bron: Wikipedia) Tegenwoordig wordt aangenomen dat het vastbinden van de ledematen met een touw de meest gebruikte methode was: het vastnagelen zou voorbehouden zijn aan de ernstigste gevallen. Bij kruisiging waren verschillende doodsoorzaken mogelijk: meestal stierf het slachtoffer uiteindelijk door verstikking, doordat het volle lichaamsgewicht aan de armen hangt en deze omhoog gestrekt zijn, wordt het steeds moeilijker om te ademen. Misschien kon een slachtoffer ook sterven door een hartstilstand, een fysieke shock of uitdroging. Het bloedverlies door vastnagelen is gering. Er werd begonnen met een flinke afranseling om de spieren te verzwakken. Het slachtoffer kreeg de dwarsbalk van het kruis op de schouders gebonden en moest zo naar de executieplaats lopen. Na aankomst op de executieplaats werd de dwarsbalk op de staander geplaatst. Na verloop van tijd, zakte door het gewicht het lichaam steeds verder voorover en naar beneden. Hierdoor werd de ademhaling zeer bemoeilijkt, en hoopte zich in de longen vocht op. Het slachtoffer voorkwam verstikking door zich met zijn benen omhoog te drukken. Dit kostte echter veel kracht en was bijzonder pijnlijk, waardoor het na verloop van tijd steeds minder lukte. Wanneer het opdrukken niet meer lukte, stikte het slachtoffer. Afhankelijk van de conditie van het slachtoffer, de methode waarop het slachtoffer gekruisigd werd en externe factoren trad de dood binnen enkele uren maar soms ook pas na enkele dagen in.
Volgens de Joodse wet (Deuteronomium 21:23) mocht een veroordeelde niet 's nachts blijven hangen. De twee misdadigers die volgens het Nieuwe Testament met Jezus gekruisigd zouden zijn, werden aan het einde van de dag dan ook gedood door hun benen te breken zodat ze zich niet meer konden oprichten en versneld stikten (Jezus was zelf al eerder gestorven).
Indien een slachtoffer niet met touw aan het kruis gebonden werd, werd deze met spijkers of nagels aan het kruis vastgeslagen. Deze nagels konden wel 13 tot 18 centimeter lang zijn en een vierkante centimeter breed. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt (en ook op veel schilderijen en crucifixen is afgebeeld), werden deze nagels niet door de handpalm heen geslagen, maar door de pols. Proeven met lijken toonden enkele eeuwen geleden aan, dat iemand van het kruis af zou scheuren als de nagels door de handpalmen zouden zijn geslagen. Recenter onderzoek van National Geographic Channel lijkt daarentegen uit te wijzen dat het toch mogelijk is dat de doorboorde voeten zoveel lichaamsgewicht torsten, dat ook de handpalmen zonder gevaar voor scheuring konden worden doorboord en het slachtoffer aldus zo veel mogelijk pijn leed. De spijkers werden als ze door de pols gingen langs de zenuwen geslagen, waardoor het optrekken of opduwen zeer pijnlijk was doordat de spijkers direct langs de zenuwen schuurden.(einde bron)
Jezus' kleren worden verdeeld in overeenstemming met Psalm 22. Dit betekent dat Jezus gekruisigd is zonder kleren, volgens toenmalig gewoonte. De recht in de grond werd een paal geplaatst, hieraan werd de dwarsbalk bevestigd. Het hangen aan een paal, was volgens Deut. 21:22-23 voor een door God vervloekte en zijn lijk mocht niet gedurende de nacht blijven hangen. Wanneer de kruisiging niet werd verkort, kon de dood vele uren, soms dagen duren. Vergeet niet naast de fysieke inspanningen van het lijden ook de brandende zon, waaraan de gehangene bloot stond. Volgens Marcus 15:25 begon de kruisiging op het derde uur, dat is negen uur 's-morgens, en Jezus gaf Zijn leven op het zesde uur (Marcus 15:33), dat is om twaalf uur 's-middags.
Een wacht van soldaten bewaakten Jezus om te voorkomen dat Zijn vrienden of aanhangers Hem van het Kruis zouden halen.

Vers 37 Volgens Romeins gebruik wordt de reden van de kruisiging geschreven op een wit bordje. Joh. 19:19-22 is het Pilatus die de tekst in het Hebreeuws, Latijns en Grieks laat schrijven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden.

Vers 38 Jesaja 53:12 gaat in vervulling: Hij is met de overtreders (misdadigers) gerekend. Mogelijk is eerst Jezus gekruisigd en daarna de rovers met de Koning der Joden als zijnende de roverhoofdman in het midden, een gruwelijke bespotting. Twee rovers (lèistès), mogelijk zijnde twee vrijheidsstrijders.

Verzen 39-43 De voorbijgangers (velen van in en buiten Judea) bespotten Jezus tezamen met de leden van het Sanhedrin. Wat een geweldige verzoeking voor Jezus om geen gehoor te geven aan hun bespottingen. Een geweldige verzoeking gedurende drie uur (Marcus 15:25 Het was het derde uur dat Jezus gekruisigd tot aan zesde uur (Mat. 27:45). De eerste Adam faalde en at van de verboden fruit, de tweede Adam, de Here Jezus, weerstaat alle verzoekingen en bespottingen, gehangen aan een kruis. Maar evenals de verzoekingen in en na de woestijn (Mat. 4:1-11), geeft Jezus niet toe aan Zijn vijanden. Jezus weerstaat de menselijke verzoekingen en die van satan. Satan zou zijn uiterste best hebben gedaan om Jezus van het Kruis af te krijgen, zodat Jezus ongehoorzaam zou zijn aan Zijn Vader en de opdracht van Zijn Vader. Mogelijk wist satan dat met de dood en opstanding van Jezus Christus, een einde kwam aan zijn heerschappij over de aarde (Mat. 4:8-9).
Jezus' woorden worden door het Sanhedrin tegen Hem uitgespeeld: Anderen heeft Hij gered, laat Hij Zichzelf nu redden. Wat een verzoeking om niet van het Kruis af te komen of een legioen van engelen op te roepen. Jezus blijft gehoorzaam. Hij verzoekt de Here, Uw God, niet (Mat. 4:7).
Het Sanhedrin daagt Jezus uit Zijn Messias te bewijzen en te bewijzen dat Hij Gods Zoon is. Want dan zullen zij in Hem geloven. Als Hij de Zoon van God is, laat God dan Hem verlossen, want anders wordt het overduidelijk bewezen dat Hij liegt en God geen welgevallen in Hem heeft.
De bespotting van de voorbijgangers kan een gevolg zijn geweest van hun teleurstelling als de Messias die zij eerder op het veulen Jeruzalem hadden binnengehaald.

Vers 44 Hier is Mattheüs kort. De derde bespotting, dit keer door de rovers. Als dit inderdaad vrijheidsstrijders waren, dat is hun spot logisch. Zij vochten voor de bevrijding van Judea, hun spot was de hoofdman die in het midden hing, was niet bij machte te doen, wat men van Hem verwachtte, te bevrijden van het Romeinse juk.
Het is goed om naar Lucas 23:39-43 te gaan, welke een uitgebreider verslag geeft. Eén misdadiger erkent in vers 41 terecht ontvangen wij voor wat wij gedaan hebben. Terwijl de ander Jezus bespot met Zijt Gij niet de Christus? Deze wenst van geen schuldbekentenis te weten. Terwijl de ene schuld bekent. Zo is het vandaag met de mensen. De ene mens erkent een zondaar te zijn en aanvaardt Jezus Christus als Verlosser. De ander wenst door goede werken en een goed leven van geen erkentenis te weten en wijst Jezus Christus af.
Vers 42 toont het geloof van de misdadiger die schuld erkent. Wat een geloof, hij gelooft in leven na de dood: gedenk mij wanneer U in uw Koninkrijk komt. Hij weet dat Jezus en hij gaan sterven, maar gelooft dat dit geen belemmering is en dat het Koninkrijk van Jezus desondanks ZAL KOMEN.
Nu volgt in vers 43 een zeer belangrijke uitspraak van Jezus: HEDEN, zal je met Mij in het paradijs zijn. Dat betekent dat na het sterven van Jezus en deze schuld bekende misdadiger, zij beide het paradijs binnen gaan. Na de dood aan het kruis, gaat Jezus voor drie dagen naar het paradijs en NIET naar de Hemel. De terugkeer naar de Hemel, volgt in Lucas 24:48-51. Het paradijs waar de gestorvenen in Jezus Christus verblijven tot de eerste Wederkomst van Christus. Waarom Jezus naar het paradijs is gegaan, vertelt de Bijbel niet. Om Zich te presenteren aan de gelovige Joden (Lazarus en de rijke) dat Hij, Jezus, zijn werk heeft volbracht. Heeft Hij daar het evangelie verkondigd? Duidelijk is dat Hij niet naar de hel is gegaan om daar verlossing te preken en tot berouw op te roepen. Eenmaal zonder berouw, is er geen berouw meer mogelijk na de dood, zoals bij de rijke. In de hel wachten de doden op Gods definitieve straf bij de tweede dood (Openb. 20:11-15).

Vers 45 Vanaf het zesde uur, dat is twaalf uur 's-middags, tot het negende uur, dat is drie uur 's-middags komt er duisternis over het gehele land (de gehele wereld?). Wanneer de zon op zijn hoogste punt staat, Israël ligt zowat op de evenaar, wordt het volkomen donker gedurende drie uur. Sommige beweren dat dit door een zonsverduistering was, echter dit kon niet het geval zijn, omdat het Pascha gevierd werd in de tijd van volle maan en een zonsverduistering dan onmogelijk is. Amos 8:9 zegt: "Ik zal op de middag de zon doen schuilgaan en bij klaarlichte dag het land in donker zetten" een apocalyptisch teken, welke in de toekomst herhaald zal worden. Het is duidelijk dat dit een gebeurtenis is door Gods hand, zie vers 54. Desondanks erkennen het Sanhedrin en de scharen niet dat men te maken heeft met de Zoon van God. Ondanks al de tekenen.

Vers 46 Jezus ondergaat Gods toorn over de zonde van de mens, gedurende deze drie uur (zesde uur tot aan het negende uur)? En roept (aneboèsen) in de richting van God met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Het zijn de woorden van Psalm 22:2. Op het "waarom" komt geen antwoord. Jezus maakt hier de psalmwoorden tot de Zijne die spreken over de verborgen God. God Die zijn volk nimmer in de steek zou laten, maar wel op de proef stelt, schijnt nu Zijn eigen Zoon in de steek te laten. God zwijgt in alle talen en stelt Zijn eigen Zoon op de proef.
Hoe vaak gaat de gelovige niet door een diep dal van duisternis en ervaart de aanwezigheid van God niet. Toch is de Vader en Jezus aanwezig in de beproeving en moeilijkheden en waakt over ons.

Verzen 47-49 Jezus heeft woorden gesproken die klonken alsof Hij Elia riep, die naar de Joden verwachten vóór de Messias, vers 49, zou komen.
De zure wijn was een goedkope wijn, die door boeren en soldaten werd gedronken en in het warme klimaat verfrissend en dorstlessend werkte. Het zou uit medelijden geweest kunnen zijn dat de spons met zure wijn aan Jezus werd toegereikt.
De bespotting uit de verzen 40-42 Hij kan Zichzelf niet redden, keert hier in laten wij zien of Elia Hem komt redden. Elia zou immers eerst komen en daarna de Messias. Echter Elia komt niet.

Jezus geeft de geest. Het is volbracht

Vers 50 Dit is een heel belangrijk vers, waar men vaak overheen leest: JEZUS GAF DE GEEST. Jezus neemt Zijn leven in eigen handen en geeft de Geest, Hij sterft. Hij Zelf is Heer en Meester over dood en leven. Niet de kruisiging dood Hem, maar Jezus geeft Zijn Leven voor de zondige mens. Lucas 23:46 Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. Joh. 19:30 HET IS VOLBRACHT! En Hij boog het hoofd en gaf de geest. Zoals Jezus had gezegd in Joh. 10:18 Ik heb de macht het af te leggen en macht het weder te nmen, dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen. Hier vervult aan het Kruis vervult Jezus Zijn woorden: Hij legt Zijn leven af en neemt het weer op na drie dagen.
Satan heeft verloren, Jezus heeft Zijn werk op aarde VOLBRACHT, het sterven voor de zonde van de mens.

Wat is VOLBRACHT door Jezus?

  1. Het werk van Jezus op aarde. Hij heeft het Koninkrijk des Hemels verkondigd: Toon berouw van je zonde, erken dat je zondaar bent, en geloof in Mij als jouw Verlosser van zonde
  2. Jezus heeft NIET toegegeven aan alle verleidingen van satan gedurende 33 jaar van Zijn leven. Adam was ten prooi gevallen aan satan en had van de verboden fruit gegeten. Door hem was de zonde in de wereld gekomen. Jezus was aan meerdere verleidingen door satan bloot gesteld en had aan GEEN ENKELE verleiding toegegeven
  3. De grootste test was op de laatste dag: Aan het Joodse en Romeinse volk tonen dat Hij de Koning der Joden is. En daarmede koning worden en NIET sterven voor de zonde van de mens. Bod weerstand aan de Joodse leiders en aan het Kruis ondanks alle uitdagingen, riep niet de hulp in van de engelen
  4. Aan het kruis nam Jezus de zonden van de mens op Zich en de toorn van God de Vader over de zonden van de mens
  5. Jezus had dit alles volbracht tot het einde. Het opgedragen werk van de Vader aan de Zoon was volbracht. En daarmede kon Jezus Zijn Leven afleggen en de Geest geven. De dood was het laatste oordeel over de zonde. Vrijwillige legde Jezus Zijn Leven af. En daarmee was alles volbracht.

Vers 51 Het is volbracht, de dood van Adam en Eva, door het eten van de verboden fruit, is ten einde gekomen: De scheiding tussen God en de mens, waarbij de geest die kon communiceren met God was weggenomen (de dood). Het Voorhangsel van het Heilige der Heilige waardoor de hogepriester slechts eenmaal per jaar mocht passeren, scheurde van boven naar beneden. Niet een mens die beneden stond en het scheurde. Nee, door het volbrachte werk van Jezus, scheurde God Zelf het voorhangsel in de tempel: door de nieuwe eeuwige Hogepriester was de weg voor ALTIJD open om tot God, de Vader, te komen. Nooit meer een GEEN TOEGANG, maar een eeuwige toegang. De geest van de mens kon weer terugkeren en communiceren middels de Heilige Geest met God. De dood van Adam en Eva, werd hersteld en de geest weer teruggegeven door het volbrachte werk van Jezus Christus, voor een elk die gelooft in Jezus Christus als zijn/haar persoonlijke Verlosser.
De dienstdoende priesters in het Heilige moeten het scheuren van het voorhangsel hebben gezien en gerapporteerd aan het Sanhedrin. Desondanks volharden zij zichzelf en komen niet tot berouw en erkentenis. Wat een les voor de mens, die volhardt in zijn/haar zonde en ongeloof.

Verzen 51-54 De aarde beefde en de rotsen scheurden. Hoe indrukwekkend moet dit alles zijn geweest, eerst de buitengewone duisternis gedurende drie uur op de middag gevolgd door de aardbeving. Dat kan toch alleen van God zijn? Desondanks komen de mensen en het Sanhedrin niet tot inkeer en besef.
In de rotsen waren de graven uitgehouwen en de toegang door een steen bedekt. Door de aardbeving zouden de toegangsstenen zijn weggerold en konden de door God opgewekte doden (oudtestamentische gelovige Joden?) uit hun graven komen. Wat er daarna met hen gebeurd is, vermeld de Bijbel niet. De opgestanen verschijnen in de heilige stad, Jeruzalem. Een bewijs te meer van Gods daden en dat Jezus de Zoon van God is, zoals de hoofdman erkent in vers 54. Waarom zeer bevreesd en erkende een heiden, een Romeinse hoofdman en zijn soldaten (zij die met hem waren) wel de daden Gods en erkende Jezus als Zoon Gods, terwijl het eigen volk hardnekkig was in zijn ontkenning? Les: de wereld ziet de daden Gods, de macht van God in natuurrampen (die een gevolg zijn van het slechte beheer over de aarde door milieu vervuiling), zien de bewijzen vanuit archeologische vondsten, wetenschappelijke bewijzen, desondanks ontkent de mens het bestaan van God en wensen van geen zondaar zijn, weten.

Verzen 55-56 Specifiek worden nu genoemd dat de vrouwen uit Galilea, die Jezus volgden, vanuit de verte toeschouwden. Sommigen worden bij namen genoemd. Waarom vanuit de verte, waren zij bang voor de aanwezige leden van het Sanhedrin of voor de Romeinse soldaten? In elk geval waren zij aanwezig en zagen het lijden van hun Heer. Waar waren de elf discipelen? Alleen Joh. 19:26 vermeld de discipel die Jezus liefhad, staande bij het Kruis.

Drie dagen en drie nachten in het graf

Verzen 57, 62 Jezus stierf op de dag van de Voorbereiding (Marcus 15:42), dat is de voorsabbat. Diezelfde dag moest op grond van Deut. 21:23 het lichaam van Jezus (en de misdadigers) worden begraven.

(bron www.bijbelengeloof.com) Maar we komen in Lev. 23 nog iets belangrijks tegen. De Wet kent niet alleen de wekelijkse Sabbat, de zevende dag als rustdag (Lev. 23:3), maar de Wet kent nog een aantal Sabatten, die samenhangen met de feesten des Heeren, of zoals Lev. 23:2 ze noemt: “de gezette hoogtijden des Heeren”. De dag van het Pascha is geen vaste dag, wel een vaste datum, namelijk de 14e van de maand Nisan. Dit betekent dat het Pascha elk jaar weer op een andere dag kan vallen. Na het Pascha begint op de 15e Nisan het Feest der ongezuurde broden. Dit feest duurt zeven dagen, waarvan de eerste dag volgens vers 7 een Sabbat is: “Op de eerste dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen”. Ditzelfde geldt voor de zevende dag van dit feest (Lev. 23:8). Dat deze rustdagen ook Sabbatten zijn, blijkt onder andere uit wat geschreven is over de Grote Verzoendag (Lev. 23:27). Ook dit feest is op een vaste datum, de 10e van de 7e maand, en valt dus elk jaar op een andere dag, maar de Grote Verzoendag, wat een “gezette hoogtijd van de Heere” is, wordt in Lev. 23:32 heel duidelijk “een sabbat der rust” genoemd. Wanneer er dus sprake is van een feestweek, zoals bij het Pascha en het Feest der ongezuurde broden, dan kan het dus zijn dat er in één week meerdere rustdagen, meerdere Sabbatten, zijn. Dit is heel belangrijk om vast te houden. We hebben nu gezien dat er in een feestweek, als het Feest van de ongezuurde broden, meerdere Sabbatten kunnen voorkomen! De Sabbat, die aanbrak, na de kruisiging van de Heere Jezus, was de Hoogtijd-Sabbat van de 15e Nisan, van het Feest der ongezuurde broden! Waarom was dat deze Sabbat? Omdat de Heere Jezus de avond voor de kruisiging samen met Zijn discipelen het Pascha vierde. In Mat. 26:17 lezen we: “En op de eerste dag der ongezuurde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te vieren”. En vervolgens lezen we in vers 20: “En toen het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven”. Het feit dat de Heere Jezus op die avond van de dag het Pascha vierde, betekent dat op dat moment de 14e Nisan, het Joodse Pascha van de Wet, was aangebroken! Het Laatste Avondmaal werd deze avond gehouden, diezelfde avond werd Hij gevangen genomen (Mat. 26: 21–75), en de volgende morgen voor Pilatus geleid (Mat. 27:1-2). Van daaruit werd de Heere Jezus gekruisigd (Mat. 27:33–56). De begrafenis van de Heere Jezus wordt in Mat. 27:57–61 beschreven, waarvan Joh. 19:31–42 de extra informatie geeft, dat Jezus snel begraven moest worden, omdat het met de avond Sabbat zou worden. In vers 31 staat: “De Joden dan, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op de sabbat". En na de begrafenis staat in vers 42: “Aldaar dan legden zij Jezus, om de voorbereiding der Joden, aangezien het graf nabij was”. Jezus Christus lag nog diezelfde dag, voor de avond, voordat de Sabbat begon, in het graf. Dit alles heeft zich overdag, de dag na het avondmaal afgespeeld. Het betreft dus nog steeds dezelfde Joodse dag volgens Gods Wet: de 14e Nisan. In Marcus 16:1 lezen we het volgende: “En toen de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden”. In Jezus’ tijd werden de doden gezalfd, en er werden specerijen in het graf geplaatst. Het lichaam werd in die tijd namelijk niet begraven, en op deze manier ging men de sterke ontbindingslucht tegen. Aangezien Jezus’ lichaam vlak voor de Sabbat begraven werd, konden de vrouwen geen specerijen kopen. Dit deden zij ná de Sabbat!
Wanneer we nu gaan kijken naar Lucas 23:55–56, dan moet ons iets opvallen: “En ook de vrouwen, die met Hem gekomen waren uit Galilea, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd. En weergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op de sabbat rustten zij naar het gebod”. Hier staat dus dat zijn vóór de Sabbat specerijen bereiden en daarna rustten! We hebben te maken met twee Sabbatten. Eén wekelijkse Sabbat, en één jaarlijkse Hoogtijd-Sabbat! Wanneer we Marcus 16 en Lucas 23 samenvoegen, moeten we tot de conclusie komen dat de vrouwen de specerijen kochten na de Hoogtijd-Sabbat (wat Markus zegt), ze bereidden, en daarna rustten zij op de wekelijkse Sabbat (wat Lucas zegt). De twee Sabbatten zijn dus gescheiden door één werkdag! En ná die wekelijkse Sabbat ontdekten zij dat het graf geopend was (Lucas 24:2). Wat we nu weten, is dat op de eerste dag van de week (zondag) het graf leeg is. De dag daarvoor was het Sabbat. De dag daarvoor (de vrijdag) was een werkdag, waarop de specerijen gekocht en bereid werden. De donderdag daarvoor was de Hoogtijd-Sabbat. En de dag daarvoor (woensdag!!!) werd de Heere Jezus gekruisigd en begraven! Het Laatste Avondmaal werd dus gehouden op een dinsdagavond! En nu zien we ook dat Gods Woord klopt tot op de letter, want nu zijn er drie dagen en drie nachten, die de Heere Jezus in het graf en in het hart der aarde is geweest!
Speer in de zijde van JezusGods Woord klopt: drie dagen en drie nachten!
Woensdagnacht=nacht 1. Donderdag=dag 1.
Donderdagnacht=nacht 2. Vrijdag=dag 2.
Vrijdagnacht=nacht 3. Zaterdag=dag 3. (einde bron)

Verzen 57-61 Een volgeling van Jezus, een rijk man van Arimatea, Marcus 15:43 een aanzienlijk lid van de Raad, en Lucas 23:50-51 niet ingestemd had met het doodsvonnis van Jezus, gaat naar Pilatus om toestemming te vragen om het lichaam van Jezus te begraven.

Stierf Jezus werkelijk?

Marcus 15:44-45 bevestigd de hoofdman dat Jezus gestorven is. Joh. 19:33-34 maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit.

(bron http://www.ontdekislam.nl) De Romeinen hadden veel ervaring in het doden en kruisigen van mensen. Als zij dus verklaarden dat Jezus dood was, dan is er geen enkele reden om daaraan te twijfelen.
Hieronder een medisch verslag van de kruisiging:
Het fysieke en geestelijke lijden van Jezus Christus begint in Gethsemane. Dit begint met het bloedzweten; hij had het heel erg moeilijk; hij zag er vreselijk tegenop om zo’n lijdensweg te ondergaan. Hij bad de hele nacht door en zijn zweetdruppels werden bloeddruppels die op de grond vielen. Het bloedzweten is een medisch bewezen feit en wordt ook wel het fenomeen hematidrose genoemd. Het komt bijna nooit voor, alleen bij zeer extreme emotionele stress. Daarbij barsten de allerkleinste bloedvaatjes in de zweetkliertjes. Het zweet en bloed worden vermengd en hierdoor ontstaat grote zwakheid en een shock.
Nadat Jezus verraden en veroordeeld was volgde de geseling. Hij werd met zijn handen boven zijn hoofd vastgebonden aan een paal en werd geslagen met een flagrum. Dit is een korte zweep met een aantal leren reepjes waar een paar loden balletjes aan vastgemaakt zijn in combinatie met glas. De zware repen halen na een paar slagen al de bovenhuid open. Daarna worden er striemen in het onderhuidse bindweefsel geslagen. Uiteindelijk worden ook de spieren en de slagaders geraakt waardoor de huid hevig gaat bloeden.
Na tientallen slagen is de schade niet meer te overzien en is er sprake van een grote bloederige massa. Pas als de centurion, die de leiding heeft, denkt dat de gevangene bijna dood is, wordt de geseling gestopt. Na de geseling was Jezus bewusteloos. Toen hij bijkwam gingen de soldaten met hem spotten door hem een mantel om te doen en een doornenkroon op zijn hoofd te zetten. Door deze doornenkroon werd hij ernstig verwond. Dit leidde tot overvloedig bloeden. De soldaten sloegen hem op zijn hoofd zodat de doornen nog verder in zijn hoofdhuid gingen. Tenslotte hebben zij genoeg van hun wrede spel en scheuren de mantel van zijn rug. Deze zat vastgebakken aan de bloedstolsels in het wondvocht (medisch verslag). De ruwe verwijdering scheurt het binnenste open en veroorzaakt hevige pijn die vergelijkbaar is met de voorafgaande geseling.
Op de tocht naar Golgotha moest Jezus de bovenste balk van zijn kruis dragen. Deze woog wel vijftig kilo. Omdat Jezus heel zwak was, een shock had en heel veel bloedverlies struikelde hij en de balk van vijftig kilo drukte op de verscheurde spieren en huid van de schouders. Hij kon niet opstaan omdat zijn ledematen niet meer goed functioneerden. Daarom haalde de centurion uit de toekijkende menigte een stevig gebouwde Noord-Afrikaan (Simon van Cyrene) die voor Jezus de balk droeg.
Bij het kruis aangekomen werd Jezus van zijn kleding ontdaan. Hij werd met zijn schouders tegen het liggende kruis aangegooid. Een legionair sloeg een vierkante smeedijzeren spijker tussen de handwortelbeentjes in de pols van Jezus' handen.
De linkervoet wordt naar achteren gedrukt, tegen de rechtervoet aan, beide voeten in strekstand. Een spijker wordt door beide voeten geslagen ter hoogte van de voetholte, met beide knieën in een lichte buigstand. Het slachtoffer is nu aan het kruis geslagen. Hij zakt langzaam naar beneden waarbij meer gewicht op de spijkers in de polsen komt te rusten. Dit geeft een felle, intense pijn door de vingers en de armen tot in het hoofd. De spijkers in de polsen drukken op de zenuwen in de arm. Om deze pijn door uitrekken te vermijden drukt hij zich omhoog waarbij hij zijn volle gewicht op de spijker zijn voeten zet. Dit geeft weer intense pijn doordat de spijker de zenuwen tussen de middenvoetsbeentjes beschadigd (geschreven door dr. Pierre Barbet, Franse chirurg die een diepgaand, geschiedkundig, experimenteel medisch onderzoek heeft verricht naar de medische benadering van het lijdensverhaal van Jezus Christus).
Naar verloop van tijd werden Jezus' armen moe en begonnen zijn spieren te verkrampen. Dit gaf een diep kloppende pijn. Uitademen ging bijna niet meer. Gedurende de laatste uren was er sprake van onmenselijke pijn, ernstige spierkrampen, gedeeltelijke verstikking, pijnscheuten door de kapotte rug en daarna volgde de doodstrijd. Er ontstaat een diepe pijn op de borst, een gevoel alsof hij wordt verpletterd, het vlies rondom het hart (het hartzakje) vult zich namelijk langzaam met vocht dat uit de weefsels treedt en het hart wordt in elkaar gedrukt (dr. Pierre Barbet).
Het verlies van vloeistof uit de weefsels nam ontzettend hard toe. Het hart dat in een heel slechte staat verkeerde, omdat het samengedrukt werd, probeerde uit alle macht nog een beetje stroperig bloed door het lichaam heen te pompen. Heel veel weefsels droogden verschrikkelijk uit en stuurden prikkels naar de hersenen. Dit is ook de verklaring voor het feit dat Jezus zei: ‘Mij dorst’. De longen kregen nog maar een klein beetje lucht. Zijn lichaam was bijna gestorven toen hij zei: Het is volbracht.
Hierna stierf Jezus. De soldaat wilde zeker weten dat Jezus dood was en hij stootte met zijn lans door de ruimte tussen de vijfde en de zesde rib door het hartzakje van het hart. Er stroomde bloed en water naar buiten. Dit gaf aan dat hij echt dood was.
Uit dit voorafgaande medische verslag over de lijdensweg van Jezus Christus is heel duidelijk op te maken dat het medisch gezien absoluut niet mogelijk is om een lijdensweg als deze te overleven.

De soldaten breken de beenderen van de misdadigers zodat zij sterven, echter de soldaat komt bij Jezus aan en ziet dat Jezus reeds gestorven is en breekt de beenderen van Jezus niet, waarmee het Schrift woord wordt vervuld dat Geen been van Hem zal verbrijzeld worden, Psalm 34:21.
Nadat Pilatus door de hoofdman bevestigd is dat Jezus inderdaad dood is, gaf Pilatus toestemming om Jezus' lichaam aan Jozef te geven en te begraven. Het is een nieuw graf en zoals gebruikelijk, uitgehouwen in de rots. Een grote steen werd voor het graf geplaatst. Onder toezicht van Jozef is alles geschied en overtuigt van de goede orde van zaken, gaat deze trouwe discipel heen, na de laatste weldaad aan zijn Meester te hebben verricht. Joh. 19:39 vermeld dat ook Nikodemus aanwezig was met mirre en aloë, ter waarde van ongeveer honderd pond. Joh. 19:41 vermeld dat het graf ter plaatse was, waar Jezus was gekruisigd. Twee Maria`s hebben alles gadegeslagen en bleven zitten bij het graf.

Verzen 62-66 De volgende dag, na de Voorbereiding, gaan de overpriesters en Farizeeën naar Pilatus. Hoe goed hebben zij geluisterd naar Jezus' woorden Na drie dagen word Ik opgewekt (en hoe slecht hebben Jezus' eigen discipelen in Jezus' woorden gelooft). Zij zijn bang dat de verleider Jezus, zijn discipelen Zijn lichaam zou komen stelen en gaan verkondigen dat Jezus uit de dood zou zijn opgestaan. Welke volksmisleiding nog erger zou zijn.
Pilatus geeft toestemming tot verzegeling van het graf en voor alle zekerheid wordt bovendien een wacht geplaatst om Jezus' graf dag en nacht te bewaken. De wacht met de overpriesters en Farizeeën gaan gezamenlijk naar het graf om het te verzegelen.

Return naar bovenTerug naar boven


De opstanding uit de dood van Jezus - Mattheüs 28

Vers 1 Het begin van Mat. 2:22 Jozef ga naar Galilea en sluit met het einde van Mat. 28:7, 10 ga naar Galilea daar zullen zij Mij zien.
Laat na de sabbat, dat is voor de Joden en voor ons de nacht van zaterdag op zondag, waarbij de zondag de eerste dag van de week is. De twee Maria gaan dus in de nacht het graf bezien (Joh. 20:1 terwijl het nog donker was). Marcus 16:1 vermeldt dat zij gingen toen de zon opging.

Verzen 2-3 Een grote aardbeving geschiedt en een engel des Heren daalt uit de Hemel. Het is God Die regeert en God Die de overwinning heeft behaald op satan. De grote grafsteen voor het graf en verzegeld door de overpriesters, wordt door de engel weggerold. Jezus kan opstaan en uit het graf komen, Hij heeft de dood overwonnen. Bij Lucas 24:2-4 zijn het twee mannen in blinkend gewaad, dus twee engelen. Het uiterlijk van de engel is als een bliksem, dus een enorm licht, en zijn kleding wit als sneeuw. Wit welke spreekt van volkomen reinheid en zonder zonde.

verzen 4-6 De Romeinse soldaten worden bevreesd door de grote aardbeving en het zien van de engel, hun harten stoken en werden als doden. Hier verschijnt God voor hen, hier ervaren zij Gods macht en zien zij de stralende engel als bliksem. De levenden die een dode moesten bewaken, worden zelf als doden. En de dode die bewaakt moest worden, staat op uit de dood. Of zij Jezus hebben gezien toen Hij uit het graf kwam, vermeldt de Bijbel niet. Hoe kan bliksem ons mensen niet grote angst aanjagen. Maar dat is slecht een flits van enkele seconde. Hier is het continue, gedurende (tientallen) minuten? Geen wonder dat de soldaten als doden werden. De engel spreekt geruststellend aan de vrouwen: Vrees niet en leidt hen het graf binnen om te bevestigen dat Jezus Christus niet meer in het graf is en reeds opgestaan is uit de dood. Zij zijn als eerste ooggetuigen van het lege graf. Joh. 20:6-7 Jezus' lichaam is niet gestolen door mensen, want de windsels (waar men Jezus in had begraven) lagen in het graf. Als het lichaam zou zijn gestolen, dan konden de windsels niet aanwezig zijn in het graf. Jezus Christus is niet meer aanwezig in het door soldaten bewaakte graf. De mens en overpriesters hebben hun menselijk denken, God staat boven alles en regeert over leven en dood. Hij is de Soevereine.

Vers 7 Net zoals bij het begin van Mattheüs Jozef een boodschap kreeg van de engel, krijgen de vrouwen aan het einde van Mattheüs een boodschap door een engel: Jezus is opgewekt uit de doden en jullie zullen Hem zien in Galilea, bericht dit aan de discipelen.

Vers 8 De vrouwen blijven niet in het graf om zich langer te overtuigen. Zij voldoen aan het bevel van de engel en gaan TERSTOND weg van het graf om het bericht aan de elf discipelen te vertellen. Geen uitstel, met haast om het blijde nieuws te vertellen.
Hoe zijn wij als gelovige? Talmen wij om de ongelovige het goede nieuws van de bevrijding van zonde en opstanding uit de doden en nieuw eeuwig leven aan de ongelovigen te vertellen? Helaas is de wereld niet bereid om naar ons nieuws te luisteren en zoekt zijn genot liever in de wereld met rock festivals, seks en drugs, welke allen tot een eeuwige dood leidt.

Vers 9 De vrouwen zien Jezus, herkennen Hem en grijpen Zijn voeten en aanbidden Hem. Hier is duidelijk geen sprake van een Geest. Zij herkennen en grepen Zijn voeten, dus Jezus Christus, de opgestane Heer, met een werkelijk (onvergankelijk) LICHAAM. Dit komt overeen met 1 Cor. 15:51-54 De gelovigen in Jezus Christus zullen veranderd worden, het vergankelijk (ons lichaam hier op aarde) zal veranderd worden in een onvergankelijk (dat is een hemels en onsterfelijk (=eeuwig) lichaam, een lichaam voor in de Hemel. Een lichaam zonder zonden, want geen zondig lichaam kan in de hemel leven in de aanwezigheid van God, de Vader. Jezus verscheen niet als Geest, in de Hemel zal de gelovige niet een geest zijn, maar met een fysiek lichaam. De mens is immers geest, ziel en LICHAAM. Jezus werd herkend in Zijn lichaam, zo zullen wij medegelovigen herkennen in de Hemel.

Vers 10 Nadat de engel had gezegd, wees niet bevreesd, bevestig Jezus Christus (Christus=de Opgestane uit de doden) de vrouwen, wees niet bevreesd, zie Ik ben hier, levend en wel sta Ik voor jullie en hebben jullie Mijn Lichaam kunnen aanraken. Jezus herhaalt de boodschap van de engel, breng het nieuws van Mijn opstanding en dat jullie Mij in levende lijve hebben gezien aan de discipelen. En zeg dat zij naar Galilea moeten gaan, want dat zal Ik voor hen verschijnen.

Vers 11 Enige van de wacht, schijnbaar zijn het slechts enkele die het lef hebben om het gebeuren aan de overpriesters te vertellen. Bedenk dat de soldaten een zeer groot probleem hebben. De soldaten hebben hun plicht verzuimd en hen wacht een zware straf (zie Hand. 16:27-28 de bewaarder wil zichzelf van het leven beroven), mogelijk een gruwelijke doodstraf.

Vers 12-15 De overpriesters roepen een vergadering bijeen. Hebben zij de soldaten gelooft of afgedaan als een belachelijk verhaal? Het plan van het Sanhedrin zo slim uitgedacht om een wacht te plaatsen bij het graf om leugens te voorkomen, wordt nu met de soldaten als levende getuigen aan hen verteld. Hoe hard is hun ongeloof! Maar zij hebben nu een groot probleem, Jezus die zij ter dood hebben laten brengen, is door God opgewekt uit de doden, het volk zal geen enkel geloof en vertrouwen in hen hebben. Zij hebben al hun geloofwaardigheid verspeeld en mogelijk dat de bevolking hen zou stenigen. De vergadering moet dienen om een oplossing te brengen, want de soldaten wachten een zware straf. De oplossing komt door de soldaten een grote som geld te bieden en het in orde te maken met Pilatus dat hij deze soldaten niet gaat straffen. De soldaten moeten namelijk zeggen dat zij sliepen en Jezus' discipelen het lichaam hebben gestolen. Een geweldige leugen die voortkomt uit de mond van de geestelijke leiders. Vreemd dat de Joden deze leugen geloofde. Ten eerste, soldaten waren getraind om wakker te blijven en niet te slapen. Alle (12?) wachters sliepen in een zeer diepe slaap, een slaap zo diep dat zij niet wakker werden door het geluid van de wegrollende steen, die zeer zwaar was en bovendien verzegeld? Dat moet veel lawaai hebben veroorzaakt. Ten tweede, zij beweren dat het Jezus' discipelen zijn. Hoe kunnen zij dat weten als zij sliepen? Als zij op dat moment wakker waren geworden, waarom heeft een wacht of de wachters hen niet proberen tegen te houden? Ten derde, hoe komt het dat de wachters nog in vrijheid zijn, nog in leven zijn, de Joden kenden de zware straf bij verzuim (=slapen) van hun dienst? Hoe kunnen zij in alle vrijheid spreken, dat zij in slaap gevallen waren, zonder bestraft te worden?
Ten tijde dat dit evangelie geschreven werd, werd dit verhaal door de Joden nog steeds gelooft, maar ook de Joden vandaag en menig ongelovige gelooft dit verhaal van de soldaten. Terwijl als men redelijk nadenkt over de genoemde drie punten, dit verhaal als ongelofelijk moet voorkomen.

Verzen 16-17 De discipelen voldoen aan de opdracht en vertrekken naar Galiliea. Welke berg weten we niet, moet ongetwijfeld moet het voor de discipelen een bekende berg zijn geweest, waar Jezus vaak predikte. Allen zien Jezus en aanbidden, echter bij sommigen is er twijfel. Lucas 24:36-43 Zij meenden een geest te zien, waarop Jezus Zijn doorboorde handen en voeten toonde met de woorden zie en betast. Een geest heeft geen vlees en beenderen, ZOALS JULLIE ZIEN DAT IK HEB. En Jezus at in allen aanzien van de gebakken vis. Joh. 20:24-27 Bij de eerste verschijning was Tomas niet aanwezig en volhardde in zijn ongeloof van het verhaal van de 10 discipelen. Daarna verschijnt Jezus ook aan Tomas en laat hem zijn vinger in de zijde van Jezus steken.
Hoe hard is vaak niet het ongeloof van gelovigen en ongelovigen. Wij zien met eigen ogen de feiten, maar volharden in ongeloof.

Vers 18 Jezus' werk is volbracht, en daarmede een einde gekomen aan de macht van satan en demonen, Mat. 4:9. Met het volbrachte werk en de opstanding uit de doden, is door God, de vader, alle macht in de HEMEL (over alle engelen, inclusief de gevallen engelen) en op aarde, aan Jezus gegeven. Hij is degenen, Die zal oordelen over levenden (gelovigen) en doden (ongelovigen). Daniel 7:14 is vervuld en wordt vervuld in de toekomst na de Grote Verdrukking en na het duizendjarig Koninkrijk van Jezus.

De opdracht van Jezus Christus

Vers 19 Gaat dan henen, het bevel van Jezus om het evangelie: het goede nieuws van het werk van Jezus Christus, de bevrijding van zonde en eeuwige leven in de Hemel, te verkondigen.
aan AL DE VOLKEN, de Joden en heiden, niemand op de aarde uitgezonderd, iedereen in de wereld moet bereikt worden, voor iedereen is het evangelie bestemd, niemand uitgezonderd.
maakt tot MIJN DISCIPELEN, niet slechts tot gelovigen die Jezus in geloven als persoonlijke Verlosser, maar tot DISCIPELEN, dat is volgelingen van Jezus, die Jezus' geboden doen en Jezus' daden tonen in hun dagelijkse leven, vol van de Heilige Geest, het evangelie verkondigen.
DOOPT hen in de naam van de (drieëenheid) des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. De doop is een bevestiging van de zondaar, dat hij/zij erkent zondaar te zijn en alleen door geloof in Jezus Christus vergeving van zonde ontvangt. Maar bevestigt tevens een discipel van Jezus te willen zijn in het onderhouden van Jezus geboden en Zijn levenswijze. De doop is niet een lichtzinnig iets en kan alleen door een persoon worden gedaan, die bewust is van zijn of haar daden (een volwassen iemand (vanaf 10-13 jaar?)). Een bewuste keuze maken om Jezus Christus te willen volgen.
Leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. Het christelijke leven is GEEN vrijblijvendheid, het is een verplichting tot onderwijs van alles wat Jezus onderwezen heeft (Het Oude én het Nieuwe Testament), het is een verplichting om dit in het dagelijkse leven ten uitvoer te brengen. Het loslaten van het leven in de wereld, en een NIEUW leven beginnen onder leiding van de Heilige Geest. De Wil doende van God.

Vers 20 Hier volgt de belofte van Jezus Christus dat Hij met ons is. Niet alleen tijdens het leven van Zijn discipelen, maar ook met een elk gelovige/discipel die leeft na deze discipelen, Jezus blijft met een elk tot de voleinding der wereld, ook in de Grote Verdrukking.

Return naar bovenTerug naar boven